Raad van State zet vraagtekens bij plan afroming dierrechten
De Raad van State, die naast de Afdeling bestuursrechtspraak ook een adviestak heeft, wijst het kabinet erop dat er tussen de sectoren melkvee-, varkens- en pluimveesector verschillen bestaan in de hoeveelheid mestproductie en in hoeverre de sectorale mestplafonds in 2025 mogelijk overschreden gaan worden. ‘Hoewel de mestplafonds voor alle drie de sectoren met eenzelfde percentage worden verlaagd, zijn de verschillen in de reductieopgaven tussen de sectoren zowel in absolute als in relatieve zin aanzienlijk’, schrijft de RvS in het advies.
De adviestak van de Raad van State weet daarom ook niet of het wel passend is om voor alle veehouderijsectoren hetzelfde afromingspercentage te hanteren. ‘Het is niet duidelijk of de hoogte van het voorgestelde afromingspercentage is afgestemd op de reductie in mestproductie die per sector moet worden bereikt. Daarom blijft het twijfelachtig of de omvang van het afromen bij verhandeling van varkens- en pluimveerechten proportioneel is.’
Hetzelfde afromingspercentage voor alle sectoren noemt de RvS daarnaast ook ‘juridisch kwetsbaar’ als dit niet beter wordt onderbouwd door het kabinet.
Maatregelen voldoende?
In algemene zin vraagt de Raad van State zich überhaupt af of afroming van pluimvee- en varkensrechten en 30 procent afroming van fosfaatrechten bij melkvee toereikend genoeg gaat zijn om onder het nationale mestplafond te komen dat de Europese Commissie voorstelt in de derogatiebeschikking.
Naast de afroming van rechten is de verwachting dat er met de landelijke beëindigingsregelingen veehouderijen (Lbv en Lbv-plus) en een voermaatregel bij de melkveehouderij kan worden voldaan aan de afspraken met Brussel. Het effect van deze maatregelen op de mestproductie is volgens de Raad van State echter onvoldoende ‘concreet’ omschreven. Het kabinet maakt niet duidelijk in welke mate deze bijdragen aan de verlaging van de mestproductie.
De Afdeling verwijst hierbij ook naar een reactie van de Producentenorganisatie Varkenshouderij. Die wijst erop dat de mestproductie van de varkenshouderij mogelijk door de Lbv en Lbv+ ook al onder het voorgestelde mestplafond blijft.
Als het kabinet niet kan motiveren waarom de afromingsmaatregelen en andere aangekondigde maatregelen, zoals de stoppersregelingen, bijdragen aan de vermindering van de mestproductie, dan adviseert de Raad van State om aanvullende maatregelen te nemen om de mestproductie niet boven het plafond in 2025 uit te laten komen.
Invloed op eigendomsrecht
De onderbouwing is ook van belang om te voldoen aan Europese regels, want de afroming van productierechten bij verhandeling vormt volgens de RvS een inmenging in het recht op ongestoord genot van eigendom, zoals gewaarborgd is in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: ‘Eigendom mag wettelijk worden gereguleerd indien daarmee een legitiem doel wordt nagestreefd en de maatregel proportioneel is tot dat doel, waarbij een ‘fair balance’ moet worden bereikt. Deze ‘fair balance’ dient zowel ten aanzien van de regeling ten algemene als voor individuele gevallen te worden bereikt.’
Het kabinet krijgt met al deze opmerkingen dus huiswerk. ‘De Raad van State adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen, tenzij het is aangepast.’
Advies bekijken
Landbouwminister Femke Wiersma zal het advies van de Raad van State bestuderen en deze meenemen in de uitwerking van het mestpakket dat in september richting de Tweede Kamer gaat, zo laat een woordvoerder van haar weten.
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Raad van State