Dit zijn de belangrijkste punten uit het mestdebat met minister Wiersma
Afroming
Landbouwminister Femke Wiersma houdt vast aan 30 procent afroming in de melkveehouderij, 25 procent afroming in de varkenshouderij en 15 procent in de pluimveehouderij om de mestproductie te verlagen. Vanuit de varkens- en pluimveehouderij kwam daar kritiek op, omdat ze al jaren onder de sectorale mestplafonds zitten. In de pluimveesector wordt zelfs bijna alle mest geëxporteerd en komt er maximaal 5 procent op de Nederlandse bodems terecht.
André Flach (SGP) en Eline Vedder (CDA) vroegen daarom of de minister een streep kan zetten door de afroming van varkens- en pluimveerechten, maar daar gaat Wiersma niet in mee. De minister wil vooral niet dat de reductieopgave op het bordje van één sector komt te liggen. Dat is ook één van de redenen dat ze alle drie sectoren bij laat dragen aan het voldoen aan het nationale mestplafonds. „Als de afroming uitsluitend bij de melkveehouderij wordt neergelegd is de kans dat we volgend jaar onder het nationale productieplafond uitkomen gering. Daarbij is het zo dat de EU niet kijkt naar sectorplafonds, maar kijkt naar de totale mestproductie. Daar dragen alle sectoren aan bij en dat heeft geleid tot dit huidige voorstel.”
Daarnaast heeft het haar besluit ook een politieke reden. Wiersma: „Elke uitzondering op dit wetsvoorstel zal leiden tot minder reductie. Het risico op een generieke korting vanuit Brussel wordt daarmee verhoogd. Het is ook de vraag hoe de Europese Commissie ernaar kijkt, op de vraag of Nederland er wel alles aan doet om onder de sectorale plafonds te komen.”
De minister lijkt vooral aan de Europese Commissie het signaal af te willen geven dat Nederland zich inzet om de mestproductie te verlagen. „Ik hoop op deze manier ook onderhandelingsperspectief te houden voor de gesprekken over bijvoorbeeld een nieuwe mestderogatie.”
Uitzonderingen
De Kamer wilde dat bepaalde groepen uitgezonderd konden worden van de afroming. Laura Bromet (GroenLinks-PvdA) brak een lans voor de biologische sector en Eline Vedder (CDA) en Pieter Grinwis (ChristenUnie) zijn van mening dat jonge boeren vrijgesteld moeten bljiven van de afromingsmaatregel. Wiersma was daar helder over: „Bij iedere uitzondering van een bepaalde groep - of het nu gaat om jonge boeren of biologische boeren - wordt de restopgave voor de rest vergroot. Omdat de meeste bedrijfsoverdrachten plaatsvinden binnen familieverband, is daar rekening mee gehouden om jonge boeren te helpen. Hoe erg ik de behoefte ook begrijp, het uitzonderen van groepen zorgt ervoor dat de restopgave bij de andere groepen groter wordt.”
Het kon ook omgekeerd. Laura Bromet stelde voor om de afroming in de varkens- en pluimveehouderij naar 30 procent bij te stellen, omdat GroenLinks-PvdA deze sectoren liever kleiner ziet worden. Als deze sectoren ook 30 procent bijdragen, dan zou een generieke korting in de melkveehouderij kunnen worden voorkomen. „Een sector die we wel graag behouden.” De minister ziet hier ook niks in.
Schrappen afroming
De minister gaat een paar keer per jaar kijken hoe de mestproductie zich ontwikkelt en of Nederland gaat voldoen aan het aangescherpte nationale mestplafond van 440 miljoen stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat. Tijdens deze weegmomenten bepaalt de minister ook of bepaalde maatregelen nog nodig zijn of niet. „Als de productieplafonds uit de derogatiebeschikking volgend jaar worden behaald, dan is de afroming wat mij betreft niet meer nodig.”
Nieuwe brede stoppersregeling sneller openen
Een meerderheid in de Kamer wil dat de minister vaart gaat maken met het opzetten van een nieuwe brede, bedrijfsbeëindiging waar veel boeren voor in aanmerking komen. In het hoofdlijnenakkoord staat dat deze regeling in 2026 zou opengaan. Dit zou al te laat kunnen zijn, en daarom pleit de Kamer voor eerdere openstelling. Pieter Grinwis (ChristenUnie): „Anders laat je als minister eerst het kalf verdrinken, en als veehouders noodgedwongen koeien naar de slacht moeten laten brengen, open je als doekje voor het bloeden nog een opkoopregeling. Waarom? Omdat het eerste geld voor opkoop pas in 2026 in de boeken staat?”
Wiersma gaat daar haar best voor doen. „De uitwerking van de regeling moet wel zorgvuldig gebeuren. Het is van belang dat we voldoende tijd besteden aan het uitvoeringstraject, ondanks dat deze zaken tijd kosten. Ik zal in ieder geval alles op alles zetten om die regeling eerder open te stellen. Met de middelen die via het hoofdlijnenakkoord zijn beschikbaar gesteld, vereist dat ook ordentelijke besluitvorming binnen het kabinet om dit te kunnen doen. Aan deze minister zal het niet liggen en ik zie dat er daarvoor brede steun is in de Kamer.”
Tijdelijke reductieregeling vee
De minister moet op verzoek van een meerderheid van de Kamer ook in gesprek met melkveehouderijsector over maatregelen, waaronder het verlagen van het gehalte ruw eiwit, de aanpassing van verontreinigde gebieden en het verruimen van de correctiefactor bij gasvormige verliezen, waardoor er meer mestplaatsingsruimte ontstaat.
Daarnaast wil Harm Holman (NSC) dat de minister ook, voortbordurend op het crisisplan van onder andere LTO en NAJK, gaat praten over het tijdelijk uit de markt halen van een aantal koeien. Als veehouders vrijwillig een aantal koeien willen inleveren tegenover een vergoeding om zo de mestproductie te verminderen, dan zou de overheid daar mogelijkheden voor moeten bieden, eventueel in combinatie met marktpartijen.
Of dit kan en er geen staatssteunregels of andere belemmeringen aan verbonden zitten, dat weet de minister nog niet. „De plannen van de sector voorzien in een definitieve krimp op nationaal niveau, maar zo ver ik kan zien niet op bedrijfsniveau. We moeten hiervoor in gesprek gaan met de Europese Commissie. Ik grijp het idee aan om snel te komen tot een brede stoppersregeling en ik ben bereid om in gesprek te gaan met de sector om de mestmarktproblematiek op te lossen.”