Minder akkerbouwers, grotere bedrijfsarealen
Resultaten op peil
Het gemiddeld inkomen is voor 2016 geraamd op 58.000 euro. Dat is 14 procent minder dan in 2015, maar komt overeen met het gemiddelde niveau in de periode 2006-2015. De totale opbrengsten voor de oogst 2016 zijn iets lager geraamd door gemiddeld lagere opbrengstprijzen van een aantal belangrijke gewassen waaronder suikerbieten. Dat geldt echter niet voor aardappelen dankzij de grote vraag naar consumptieaardappelen, met name voor de verwerking tot frites. Wel zijn er jaar op jaar grote inkomensverschillen, ook van bedrijf tot bedrijf. Volgens de raming leidt 20 procent van de akkerbouwers een inkomensverlies, terwijl ook 20 procent een inkomen uit bedrijf realiseert van meer dan 98.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid.
Verdubbeling balanswaarde
De gemiddelde balanswaarde van akkerbouwbedrijven is in tien jaar verdubbeld: van 1,95 miljoen Euro in 2006 tot 3,86 miljoen in 2015. Dat is vooral te danken aan de forse stijging van de grondprijs en in mindere mate aan de groei van de gemiddelde bedrijfsoppervlakte. De waarde van de grond (2015) vormt met 70 procent van de gemiddelde balanswaarde. Ter vergelijking: in 2006 was dit 57 procent. De verdubbeling is gepaard gegaan met slechts een lichte stijging van de solvabiliteit: de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen nam toe van 76 naar 78 procent.
Per hectare cultuurgrond is de gemiddelde waarde in tien jaar van 33.000 naar 60.000 euro gestegen. Na het eigen vermogen is de banklening de belangrijkste financieringsbron. In minder dan tien jaar tijd is dit toegenomen van ruim 5.000 naar 10.000 Euro per hectare. Omdat de grond in waarde is gestegen is het aandeel banklening in procenten met 16 procent gelijk gebleven. De onderzoekers van Wageningen Economic Research merken op dat de familielening bij de financiering van akkerbouwbedrijven een zeer bescheiden aandeel vormt.
Bescheiden rendement
Naast het gerealiseerde inkomen wordt als beloning van land- en tuinbouwbedrijven ook wel het rendement op eigen vermogen gegeven. Dit is het inkomen uit bedrijf, verminderd met de kosten van eigen arbeid en vermeerderd met de herwaardering van de grond; deze som wordt vervolgens gedeeld door het eigen vermogen. Het gemiddelde rendement op eigen vermogen in de periode 2011-2015 bedroeg voor alle land- en tuinbouwbedrijven 1,9 procent, echter met een grote spreiding. De akkerbouwbedrijven hebben in deze periode met 3,7 procent een veel hoger gemiddeld rendement behaald dan de melkveebedrijven (1,2 procent). Echter, ook binnen de akkerbouwsector is de spreiding groot: zo heeft 1 op de 5 bedrijven een rendement op eigen vermogen van meer dan 5,4 procent, maar ook 1 op 5 een negatief rendement van minder dan -0,4 procent geboekt. Dankzij het grote aandeel van de grondwaarde is de spreiding in rendement op de grondgebonden bedrijven minder groot dan die op alle land- en tuinbouwbedrijven.
Financiering
De bescheiden rendementscijfers maken het voor de grondgebonden sector lastig om risicodragend kapitaal van particuliere geldverstrekkers ( ‘informal investors’) aan te trekken, die vaak meer dan 10 procent rendement eisen. Vooralsnog zullen de grondgebonden bedrijven daarom naar verwachting hoofdzakelijk aangewezen blijven op ‘traditionele’ financieringsvormen, zoals eigen vermogen, bank- en familieleningen en (erf)pacht als grondfinanciering.
Tekst: Henny Lenkens
Beeld: Fotoarchief Akkerwijzer