Loonwerkbedrijven Bronckhorst vrezen sloopmeterregeling

Vooruitlopend op zo’n regeling, waarbij loonwerkondernemers alleen op hun bedrijfslocatie mogen uitbreiden, als ze een zelfde aantal, of meer te slopen vierkante meters gebouwen elders aankopen, stelde de gemeenteraad een streng bestemmingsplan vast. Daarin staat dat een loonwerkbedrijf een buitenopslag van maximaal 200 m2 tot 2 meter hoog mag hebben. Maar de meeste bedrijven hebben al jarenlang minimaal tien keer zoveel buitenopslag. Zij vrezen de grootste ellende als het op handhaving aankomt. „Stel dat er morgen een buurman gaat klagen. Dan sta ik machteloos want ik heb gemiddeld 3.500 buitenopslag”, zei de Hengelose loonwerkondernemer Martin Bosch bij de Raad. Verder zit het de loonwerkbedrijven niet lekker dat ze straks tegen veel geld zogenoemde sloopmeters moeten aankopen als ze meer dan 200 m2 opslag hebben, of uitbreiden. „Dat is onwerkbaar en veel te duur. Het klinkt allemaal mooi, maar het is de vraag of er in Bronckhorst nog wel voldoende te slopen gebouwen zijn om mee te kunnen verrekenen”, aldus Bosch. Of die sloopregelingsoep zo heet wordt gegeten als opgediend is nog maar de vraag, zeker nu een een nieuwe gemeentebestuur zit, maakten de gemeentewoordvoerders duidelijk. Donderdag bespreken bestuurders en ambtenaren een nieuwe versie van een beleidsnota voor de ontwikkelingsmogelijkheden van niet-agrarische bedrijven in het buitengebied. Dan zal duidelijk worden wat de gemeente precies wil met de loonwerkbedrijven. Of die sloopregeling er komt is nog maar de vraag.
Te krap
In de tussentijd zitten de loonwerkbedrijven met het ‘strenge’ bestemmingsplan in de maag, zo bleek tijdens de zitting in Den Haag. „De loonbedrijven ervaren de strikte bouw- en opslagregels in het bestemmingsplan voor het landelijke gebied als een veel te krap zittend jasje”, stelde rechter en staatsraad Lex Michiels vast. De loonwerkondernemers, waarvan sommigen al meer dan 60 jaar actief zijn, voelen zich zwaar tekort gedaan door het gemeentebestuur. Vooral de beperkingen op de buitenopslag van zand, grond en machines zit hen hoog. „Het bestemmingsplan maakt maximaal 200 vierkante meter opslag van twee meter hoog mogelijk”, zei de raadsman van vijf loonwerkondernemers. „Dan kun je geen machine meer stallen. Die zijn tegenwoordig allemaal veel hoger dan twee meter.” Nu moeten ze elders ver van hun werkgebied dure opslag huren voor hun machines. „En de dure machines zitten tegenwoordig vol met kwetsbare elektronica. Die moet je sowieso binnen stallen”, aldus loonwerkondernemer Bosch. „Ook de opslag van grond is veel te beperkt. En in strijd met het landelijke milieubeleid en vergunningen”, zei de raadsman, die gaat uit van minimaal 2.000 m2 buitenopslag.
Veegplan
De gemeentewoordvoerders erkenden dat de bestemmingsplanregels voor de loonwerkers wat streng uit lijken te pakken, maar dat daar druk aan wordt gewerkt. „De gemeenteraad is zich bewust dat veel bestaande loonwerkbedrijven meer opslag- en bebouwingsmogelijkheden nodig hebben. Maar omdat allemaal goed te regelen lukte niet voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Er ligt nu een beleidsnotitie uitbreiding niet-agrarische bedrijven in het buitengebied en daaruit zal een nieuw en beter op de loonbedrijven toegespitst beleid komen. Eventuele aanpassingen per bedrijf kunnen dan in een nieuw veegplan worden meegenomen”, aldus de gemeentewoordvoerder.
Schrappen
Toch hopen de loonwerkers dat de Raad van State in ieder de meest beperkende regels voor opslag en bebouwing uit het bestemmingsplan zal schrappen. Achtergrond van die beperkingen is het streven van de gemeente om het open landschap te beschermen en te behouden. Staatsraad Michiels vond het opmerkelijk dat de gemeente de loonwerkbedrijven jarenlang weinig strobreden in de weg heeft gelegd en nu opeens in dit bestemmingsplan aan de ‘noodrem’ lijkt te trekken. Om de rem vervolgens weer los te laten, want de gemeenteraad lijkt de loonbedrijven later weer tegemoet te willen komen. Voor de loonwerkondernemers levert dat te veel onzekerheden op. Zij vinden bovendien dat de gemeente te weinig rekening houdt met de ontwikkelingen in de landbouw-, veeteelt en natuur- en bosbouw. Immers, loonbedrijven nemen intussen 90 procent van de mechanisatieactiviteiten in de agrarische sector voor hun rekening. Daarnaast werken zij voor Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, recreatiebedrijven en nota bene voor de gemeente. Of de Raad van State hen tegemoet zal komen blijkt binnen enkele weken uit de uitspraak.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Susan Rexwinkel