Betere schaalkwaliteit en minder uitval met gekiemde tarwe
Dat blijkt uit een proef van biologische leghennenhouder Chris Borren. Op zijn biologische legpluimveebedrijf de Lankerenhof in het Gelderse Voorthuizen werd gedurende een maand lang gekiemde tarwe gevoerd.
E afdeling van zijn stal met 3.000 leghennen kreeg 18 procent gekiemde tarwe als strooigraan aangeboden, terwijl in de andere afdeling met evenveel leghennen 18 procent hele tarwe als strooigraan verstrekt kregen. De 18 procent tarwe in het rantsoen was op gewichtsbasis van ongekiemde tarwe in beide afdelingen.
Belangrijke redenen voor Borren om gekiemde tarwe te voeren waren de mogelijkheid voor een betere beschikbaarheid van het fosfor (doordat het enzym fytase ook actief wordt tijdens het kiemproces) en voor een betere eiwitbenutting zoals uit Oostenrijkse ervaringen wordt geclaimd.
60 tot 64e week
Tijdens de proefperiode zaten de leghennen zaten in de 60e tot 64e week van de legperiode. Borren zag de uitval in de afdeling met kiemgranen halveren van circa tien naar vijf dieren per week. Ook het gebruikelijke verschil in schaalkwaliteit tussen de afdelingen verdween. Normaal gesproken hadden de eieren uit de voorste afdeling een minder goede schaalkwaliteit, maar nu was dit verschil niet meer te zien.
Ook viel op dat baaltjes gedroogde luzerne, die Borren altijd in hokken zet als indicatie voor verteringsstoornissen, minder werden aangevreten door leghennen die de kiemgranen gevoerd kregen. Een verschil in legpercentage kon niet gemeten worden.
Bron: Ekoland