Analyse: Waar zijn de illegale varkens?
Het rapport trapt af met redenen waarom het voor varkenshouders lucratief is om te frauderen. Door jaarrond tien procent meer vleesvarkens te houden, zou de vleesvarkenhouder ruim tienduizend euro verdienen. Dit is uitgesplitst naar niet aangekochte varkensrechten, besparing op de afvoer van mest en afdracht van belastingen. Volgens VIN is de pakkans minimaal, er wordt nauwelijks gecontroleerd en de varkenshouder geeft zelf het aantal varkens door aan de RVO. Dat doen zij dan ook nog eens via de eigen producentenorganisatie. Volgens VIN is dit gegeven alleen al genoeg reden om aan te nemen dat er niets klopt van de registratie. De vraag doet zich voor wie dan wel de varkens zou moeten melden? De buurman? Een ambtenaar? Iemand van VIN?
Mestfraude
Ter ondersteuning van hun aannames halen zij de mestfraudereeks aan, die het dagblad NRC publiceerde. Deze reeks zou aantonen dat er grootschalige fraude is met mest. De krant onderzocht een klein aantal bedrijven in een tijdsbestek van twintig jaar en kwam tot de conclusie dat er ruim zestig procent fraude was. Een bedrijf dat twintig jaar geleden fraudeerde en nu niet meer, werd toch meegeteld als fraudeur. Ook al was er in al die jaren geen onregelmatigheid geconstateerd. Ter vergelijking: als je op deze manier het aantal chauffeurs met een snelheidsovertreding gaat tellen, kom je waarschijnlijk op bijna honderd procent, want bijna iedereen heeft wel eens een snelheidsovertreding begaan. Dit is niet de manier om te berekenen hoeveel fraude er is, nog los van het feit dat de gekozen bedrijven niet willekeurig leken.
Rekenmethodes ontbreken
VIN telt dus miljoenen illegale varkens. De stichting berekent dit getal door gegevens uit de ene database te koppelen aan de andere. Daarbij ontbreken gehanteerde definities en rekenmethodes. Een degelijk, wetenschappelijk onderbouwd rapport bevat altijd de definities en de rekenmethodes die gehanteerd werden. Er zijn bijvoorbeeld meerdere manieren om de worpgrootte van een zeug te berekenen. De worpgrootte kan berekend worden met de levend geboren biggen, of alle biggen die geworpen zijn. De gemiddelde worpgrootte in Nederland bepalen, is het meest betrouwbaar als iedere varkenshouder hiervoor gegevens aanlevert. VIN gebruikt ook gegevens uit Agrisyst: een database waarin vooral de top van de varkenshouderij mee draait. VIN verzuimt de representativiteit van de gebruikte databases te bespreken.
De worpgrootte per zeug is ook afhankelijk van de leeftijd van de zeug. Van belang is ook of het om de eerste worp gaat. Een gemiddelde van een eerder jaar kan dus niet zomaar vertaald worden: daarbij moet je weten hoe de ontwikkeling is in de opbouw van het zeugenbestand. Méér jonge zeugen zorgt voor een kleinere worpgrootte. Deze nuance en onderbouwing ontbreekt in het rapport.
Lees het volledige artikel in de nieuwe editie van Vee & Gewas die verschijnt op zaterdag 2 februari. Nog geen abonnee van Vee & Gewas? Vraag hier een proefnummer aan.
Tekst: Henny Verhoeven
Henny Verhoeven is melkveehoudster in Keldonk. Ze studeerde milieukunde en volgt de politiek in Brabant en Den Haag op de voet.
Beeld: Ellen Meinen