Vier Gelderse geitenhouders hoeven dieren niet te verwijderen
De colleges van B&W van de drie gemeenten hebben de vier geitenhouders bevolen om binnen drie weken alle geiten van hun bedrijf te verwijderen. De veehouders hadden namelijk niet de benodigde omgevingsvergunningen, waarmee zij de wet overtraden. Echter hebben de geitenhouders de rechter vervolgens gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Geitenstop
De rechter gaf aan dat de overtreding van de vier geitenhouders niet meer te legaliseren is, aangezien een omgevingsverordening niet meer kan worden afgegeven wegens de geitenstop die sinds 30 augustus 2017 van kracht is in Gelderland.
De recht heeft afgewogen dat de belangen van de geitenhouders in dit geval zwaarder meewegen dat het belang van de gemeenten om te handhaven. Een aantal geitenhouders mest naast bokjes ook vrouwelijk jongvee op, die worden geleverd door geitenmelkerijen. Deze laatste worden in ongeveer elf maanden groot gebracht totdat zij zelf kunnen lammeren en als melkgeit kunnen worden ingezet. Na die elf maanden gaat de melkgeit naar de geitenmelkerij.
Lammerseizoen
Uit stukken blijkt dat de geitenmelkerijen zelf niet de capaciteit hebben om jongvee zelf op te fokken. Het op korte termijn niet meer toelaten van jonge geiten en bokjes leidt daarom tot een probleem. Op dit moment wordt er zoveel jongvee geboren, dat het sluiten van de vier bedrijven dit lammerseizoen voor acute problemen zal leiden, met name voor het dierenwelzijn.
De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat er heel dringende redenen zijn, zoals acute volksgezondheidsbelangen, op grond waarvan juist in het lammerseizoen moet worden gehandhaafd. Daarom schorst de rechter de werking van het besluit op tot zes weken na de eindbeslissingen in de hoofdzaak. Dat wil zeggen dat er geen dwangsommen worden verbeurd als de vier geitenhouders in de tussentijd weer geiten toelaten op hun bedrijf.