Rouveen staat centraal in onderzoek naar bodemdaling
Gedurende het onderzoek dat in totaal vijf jaar in beslag neemt, wordt de bodemdaling in het gebied vlakdekkend en structureel gemeten. Vlakdekkend wil zeggen dat er niet op één punt gemeten wordt om data te verzamelen. De onderzoekers willen de snelheid van de bodemdaling in kaart brengen. Ook doen zij onderzoek naar welke mechanismen leiden tot bodemdaling. Daarnaast wordt het effect van onderwaterdrainage op maaivelddaling onderzocht.
„Rouveen is de eerste locatie van een landelijk bodemdalingsmonitoringsnetwerk. Als we bodemdaling net zo serieus en structureel meten als zeespiegelstijging, dan kunnen we leren van de goede voorbeelden en fouten uit het verleden en de juiste aanpak per gebied bepalen. Dit betekent dat we niet alleen meetlocaties moeten inrichten in veenweidegebieden, maar uiteindelijk ook in stedelijk gebied”, aldus Gilles Erkens, bodemdalingsexpert bij Deltares
Onderwaterdrainage
Het kennisinstituut werkt tijdens het onderzoek samen met Waterschap Drents Overijsselse Delta. In 2018 is het waterschap in samenwerking met LTO Noord gestart met een driejarig experiment met onderwaterdrainage bij elf agrarische bedrijven. Bij elk bedrijf is er een referentieperceel en een perceel waar de onderwaterdrainage is aangelegd. Een aantal van deze bedrijven fungeren als onderzoekslocatie voor het onderzoek van Deltares. „Drents Overijsselse Delta wil graag weten wat het effect van onderwaterdrainage op maaivelddaling is”, zegt Erkens. „De hypothese is dat onderwaterdrainage de maaivelddaling reduceert en dat gaan we met deze metingen toetsen.”
Met het onderzoek wil Deltares ook antwoord geven op de vraag of ‘het Nederlandse veenweidegebied nu echt gemiddeld met 8 millimeter per jaar zakt’. Erkens: „Het is niet zo dat we twijfelen aan de hoeveelheid maar het is voor ons onduidelijk waar deze 8 millimeter op is gebaseerd.” Een daling van gemiddeld 8 millimeter wordt onder andere genoemd in een beleidsstudie van het Planbureau voor de Leefomgeving uit 2016.
Meettechnieken
Om zo betrouwbaar mogelijke onderzoeksresultaten te verzamelen, wordt in het onderzoek gewerkt met een viertal meetmethoden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vier technieken, waaronder landmeten. „Dat is de basistechniek waarmee we vier keer per jaar een meting uitvoeren”, zegt Erkens. Bij landmeten wordt de onderlinge hoogte van punten in het weiland ten opzichte van een referentiepunt in kaart gebracht. De tweede techniek is LiDAR en wordt gebruikt om vier vlakdekkende metingen per jaar te doen. Bij deze techniek wordt door middel van laserpulsen de afstand het oppervlak bepaald en daarmee de hoogte.
In het onderzoek wordt ook gebruik gemaakt van radarsatellieten die de bewegingen van het aardoppervlak meten. Daarnaast zijn er voor het onderzoek op de percelen van twee boerenbedrijven op verschillende diepten extensometers geplaatst. Deze registreren elk uur de beweging van de bodem en de bijdrage van de verschillende algen in de ondergrond.
Erkens verwacht over vijf jaar de conclusies van het onderzoek. „De data moet natuurlijk goed worden geanalyseerd en het heeft tijd nodig voordat je een trend gaat zien.”