Meer muizenschade in dijken Drents Overijsselse Delta
De muizenschade is wel beperkt tot de bovenste laag van de dijken. De diertjes graven holletjes en vreten de wortels van de grasmat op. De dalende trend bij muskusratten blijft zich voortzetten. Het ging nu nog om 27 keer dat er graafschade werd gevonden. Het aantal graafschades door honden is net als in voorgaande jaren gestegen naar 22. Medewerkers van het waterschap spreken hondenbezitters erop aan en leggen de nadelige gevolgen uit.
Rijspoorschades
Door de regen in de afgelopen periode zijn de droogteschades aan de dijken zich aan het herstellen maar zijn ze op enkele plekken nog zichtbaar. Vooral op de zanddijken langs de Vecht had de grasmat het moeilijk en ontstonden er kale dorre plekken. Daarom zijn deze locaties in september opnieuw ‘doorgezaaid’.
Het aantal rijspoorschades en percelen met te lang gewas op de dijk is gegroeid in vergelijking met vorig jaar. Door het groeizame weer van het najaar kreeg het gewas een extra groeispurt. Dijken met lang gewas zijn moeilijk te inspecteren omdat schades aan het oog worden onttrokken. Daarom wordt gecontroleerd of eigenaren en pachters van dijken op tijd maaien en de grasmat kort houden. Door de natte weersomstandigheden ontstaan er ook eerder rijspoorschades op de dijk.
Bekramming
Speciaal aandachtspunt van deze controleronde was het inventariseren van houtbeplanting en opkomende loten op dijken en dijktaluds die kunnen uitgroeien tot bomen of struiken. Deze zijn inmiddels op 225 plekken verwijderd.
Om er voor te zorgen dat de dijken goed de winterperiode ingaan, zijn de meeste schades inmiddels hersteld. Op locaties waarvoor dit niet geldt, onderneemt het waterschap actie wanneer dat nodig is, bijvoorbeeld bij hoogwater. Hierbij valt onder andere te denken aan het aanbrengen van bekramming. Dit is een ‘dijkenpleister’ om schades mee af te dekken. Dijkinspecteurs van het waterschap controleren ieder jaar zowel in het voor- als najaar de dijken op beschadigingen. Zo kunnen ze in goede conditie worden gehouden.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Ellen Meinen