Deel 1 Stelkampsveld
Provincie Gelderland overschrijdt wettelijke reageertermijn bij Natura 2000 Stelkampsveld
Dit is het eerste artikel in een serie van drie over Natura 2000-gebied Stelkampsveld. Gedepudeerde Peter Drenth van Gelderland reageert in deel 2 op de uitspraken van Tessemaker en Nieuwenhuis. Waterschap Rijn en IJssel beantwoordt in deel drie de vragen van de redactie van Vee&Gewas over de ontwikkelingen in en om Stelkampsveld.
Gert Tessemaker pleit in een uitgebreid interview in de printeditie van Vee & Gewas samen met Gert Nieuwenhuis voor een pas op de plaats van alle maatregelen uit het beheerplan. Nieuwenhuis zit samen met zijn broer aan de Borculose kant van Stelkampsveld in een melkveemaatschap. Zij stellen dat het beheerplan is opgesteld in 2016 zonder rekening te houden met de invloed op de depositie en opname door de vegetatie van zowel stikstof als CO2. „Wij zijn bang dat de omvorming van naaldbos naar heide en schraal natuurland op den duur tot een grotere opgave leidt om de stikstofdepositie terug te dringen. Bos neemt meer stikstof op dan een kale vlakte”, aldus Tessemaker.
Geen schriftelijke reactie
Het stoort beide heren dat er geen officiële reactie op de brief is gekomen, terwijl de wettelijke termijn zes weken is om te reageren. Dat er ondertussen wel een bijeenkomst is belegd in Barchem, waar gedeputeerde Peter Drenth van Gelderland samen met Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en waterschap Rijn en IJssel uitleg gaf over het gevoerde beleid, doet daar volgens hen niets aan af. Het tekent het wantrouwen van de boeren en burgers die zich hebben gebundeld in de Vereniging Contact Barchem richting de provincie.
Het wantrouwen was ook de belangrijkste reden voor het spontane protest tegen de bomenkap eind november, stelt Gert Nieuwenhuis. „In Den Haag is een motie aangenomen die minister Carola Schouten gaat uitvoeren, waarbij alle Natura 2000-gebieden tegen het licht worden gehouden. Dat proces moeten we eerst afwachten, voordat er stappen worden gezet in het gebied. De provincie gaat ondertussen gewoon door met de herinrichtingsmaatregelen, terwijl eigenaren nog geen zicht hebben op een goede schadeafhandeling.”
Waterschade
De doorwerking van het opgestelde beheerplan gaat verder dan het natuurgebied zelf. „Een gebied van 410 hectare rondom de begrenzing van Stelkampsveld krijgt te maken met vernatting”, legt Nieuwenhuizen uit. „Volgens het waterschap zouden slechts achttien eigenaren van huizen en bedrijven daar schade van ondervinden. Door onze druk kwam uit nieuw onderzoek dat 78 eigenaren waterschade zouden oplopen, maar de plannen zijn niet bijgesteld.”
Het stoort Tessemaker en Nieuwenhuizen dat er geen rekening wordt gehouden met de nieuwe inzichten en de economische en landschappelijke gevolgen van de plannen. Binnen de Habitatrichtlijn liggen immers mogelijkheden om dat wel te doen, waardoor doelen afgezwakt kunnen worden.
Kosten niet in beeld
Ook ontbreekt volgens de heren het inzicht in de kosten van de hele operatie. Het beheerplan gaat alleen uit van inrichtingskosten. De kosten om het gebied te beheren en de compensatie die er moet komen voor de bewoners en bedrijven die te maken krijgen met waterschade zijn niet meegenomen. Nieuwenhuis: „Het kostenaspect kan de discussie beïnvloeden of we het beheerplan wel op deze wijze moeten uitvoeren. En die kosten zijn groot. Denk aan maatregelen als muren impregneren, wanden stutten, kuilplaten verhogen en kelderputten verzwaren. Allemaal om de extra waterdruk aan te kunnen.”
De wijze waarop het waterschap boeren en burgers schadeloos probeert te stellen wekt ook geen vertrouwen. Bij Nieuwenhuis moeten de kuilvloerplaten ook omhoog. Dat betekent dat het voer er tijdelijk even af moet en dat geeft verliezen. „Als ik dat zeg tegen iemand die de schadeloosstelling probeert te regelen, krijg ik te horen dat ze daar niet aan hebben gedacht. Vervolgens hoor ik daar niets meer over.”
Ten slotte vragen beiden zich af wanneer het project eindig is. Van de acht habitattypen in het beheerplan hebben er zeven een uitbreidings- en verbeterdoelstelling. Tessemaker: „Wij krijgen geen zekerheid van de provincie wat er gaat gebeuren als de doelstellingen niet gehaald worden. Is er dan nog meer grond nodig? Die kans achten we reëel. We zien nu al meer ganzen in het gebied doordat het opener wordt door al eerdere bomenkap. Door de vernatting in combinatie met waterprojecten in de omgeving wordt het voor ganzen steeds interessanter. Het voelt als een open-eindregeling en dat zet uiteindelijk druk op de economische activiteiten in het gebied en daarmee op de leefbaarheid.”