In 1995 was ook de Liemers bijna overstroomd
Nieuwenhuis: „Het is gelukkig goed gegaan maar de situatie was net zo gevaarlijk als in de Betuwe. Mede door andere bestuurlijke inzichten is de Liemers niet ontruimd. Overigens is het niet mijn bedoeling om na te kaarten.” Nieuwenhuis sprak op deze week tijdens een informatieavond van het Waterschap Rijn en IJssel in de bibliotheek van Doetinchem (GD) over het hoogwater van 1995.
Waterbed Lathum
Destijds maakte hij als waterschapmedewerker onderdeel uit van het dijkbewakingsteam, dat het besluit nam om de dijk tussen Westervoort en Doesburg te versterken met een kilometers lange rij strobalen. Dijkbewakers hadden bij het dorp Lathum het gevoel dat ze over een waterbed liepen. Van heinde en verre voerden loonwerkers, boeren en andere betrokkenen de benodigde strobalen aan. Door golfslag vanwege een stevige zuidwestenwind dreigde het water in de IJssel over de dijk te stromen, die destijds minder hoog en breed was dan nu. Als dat was gebeurd en de dijk was doorgebroken, dan was een gebied van Doesburg tot Westervoort en Zevenaar onder water komen te staan. Nieuwenhuis: „Bij het kantoor van het waterschap zagen we militaire ambulances staan ter voorbereiding op evacuatie en overstromingen. Er werd dus wel degelijk rekening gehouden met een rampscenario. Stel je voor: waar had al het vee op de boerderijen, die tegenwoordig nog veel groter zijn, naar toe gemoeten?”
Vroeger vruchtbaar slib
De huidige coördinator calamiteitenzorg is van kinds af aan vertrouwd met hoogwater langs de IJssel. Het gehucht Rha, waar hij opgroeide, ligt op een stroomrug langs de IJssel. Daar was men gewend in tijden van hoogwater op een eiland te leven. „Tot in de jaren zestig werden overstromingen ook niet alleen maar als een bedreiging gezien. Het slib dat werd aangevoerd maakte de weilanden vruchtbaarder, zodat de boeren geen dure kunstmest hoefden te kopen.”
Achterstallig onderhoud
In de jaren tachtig en negentig was het dijkonderhoud, voorafgaand aan het hoogwater van 1995 maar ook van 1993, in het slop geraakt omdat rigoureuze dijkverzwaringsprojecten in de jaren zeventig veel verzet onder burgers had veroorzaakt. Dat zei waterveiligheid wetenschapper Frans Klijn van Deltares, een onafhankelijk instituut voor toegepast onderzoek op het gebied van water en ondergrond. Hij kwam ook aan het woord tijdens de informatieavond over het hoogwater in 1995 in Doetinchem.
Klijn was nauw betrokken bij het indrukwekkende en succesvolle programma ‘Ruimte voor de Rivier’ dat na het hoogwater van 1995 in gang werd gezet maar lokaal ook voor veel onrust heeft gezorgd onder boeren. Na de talloze ‘Ruimte voor Rivier’-maatregelen die hoogwaterstanden tegengaan, is volgens Klijn nu vooral de zand meevoerende wel (water dat bij hoogwater achter de dijk omhoog komt) de grootste bedreiging. Maar ook snel zakkend water of door hoog water aangevoerd grof drijfhout dat tegen de dijk schuurt kan dijken instabiel maken.
Duitse Rijn grootste bedreiging
Voor de Liemers zijn op dit moment misschien niet de Nederlandse maar de Duitse Rijndijken de grootste bedreiging voor de waterveiligheid van de streek. Het waterschap Rijn en IJssel voert hierover intensieve gesprekken met de Duitse waterveiligheidsinstanties en constateert dat er de laatste jaren door de Duitsers veel werk wordt gemaakt van dijkversterking langs de ‘Niederrhein’.
In dit rapport zijn de gebeurtenissen kort na het hoogwater van 1995 gedetailleerd beschreven: