Column: Boeren krijgen sancties, natuurorganisaties een ‘goed gesprek’
Het onderzoek concentreerde zich in Friesland, omdat melkveehouders daar een grote controledruk ervaren door de NVWA. Sommige deelnemers aan weidevogelbeheerprogramma’s kregen tot wel zes keer de NVWA op bezoek in vijf maanden tijd. Daarbij lopen boeren extra risico op kortingen, omdat de inspecteurs van de NVWA ook zaken kunnen constateren die geen verband houden met agrarisch natuurbeheer.
Ik vroeg me af hoe dat bij natuurorganisaties in elkaar steekt. Dat is actueel, omdat natuurorganisaties verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de natuur in de natuurgebieden. En die staat onder druk, zeggen diezelfde organisaties en de overheid. Daarbij wijzen ze bovendien vaak naar de landbouwsector als factor waarom het in hun eigen gebieden niet goed zou gaan.
Eens in de vier jaar
Mijn constatering is dat het met die controledruk bij natuurorganisaties nogal meevalt. Waar boeren soms tot zes keer per jaar een controle krijgen, staat de controle bij natuurorganisaties op eens in de vier jaar. De provincies zijn over het algemeen het bevoegde gezag, maar die hebben de controle uitbesteedt aan Stichting Certificering SNL. Natuurorganisaties die gecertificeerd zijn moeten volgens een kwaliteitshandboek werken. Eens in de vier jaar krijgen ze een controle.
Opvallend is dat uit het laatste jaarverslag van deze stichting blijkt dat alle vier de organisaties die gecontroleerd zijn tekortkomingen hebben ten aanzien van hun kwaliteitshandboek. Het gaat om Natuurmonumenten, stichting Het Drentse Landschap en twee kleinere organisaties in Noord-Holland: De Hooge Weide en Goois Natuurreservaat. In 2017 werden er twaalf controles uitgevoerd en toen bleek de helft tekortkomingen te hebben. Wie denkt dat daar sancties uit voortkomen richting de natuurorganisaties heeft het mis. Ze krijgen zes weken de tijd om hun tekortkomingen te herstellen. Lukt dat niet, dan wordt er een afspraak op maat gemaakt zodat de natuurorganisaties meer tijd krijgen.
Tekortkomingen
De belangrijkste tekortkoming is het niet op orde hebben van de beheerplannen. Dat lijkt mij van cruciaal belang, omdat daar rechtstreeks het natuurbeheer uit voortvloeit. Beheerplannen dienen volgens de certificeringsregels eens in de twaalf jaar geüpdatet te worden. Tijdens de inspecties komen ze regelmatig beheerplannen tegen uit de vorige eeuw. Omdat beheerplannen updaten meer tijd vraagt, staat daar geen termijn van zes weken voor maar van een jaar. Alleen halen sommige organisaties dat ook niet.
Het Zuid-Hollands Landschap en het Brabants Landschap gaan over die termijn heen. Met name bij Het Brabants Landschap constateerde de certificeringsinstelling grote achterstanden in beheerplannen. Navraag bij Het Brabants Landschap leverde het inzicht op dat dit bij het indienen van het kwaliteitshandboek in 2013 al was aangegeven bij Stichting Certificering SNL. Dat betekent dus dat Het Brabants Landschap vier jaar de tijd heeft gehad om die achterstanden weg te werken. Pas door de inspectie in 2017 werd er extra mankracht ingezet om de beheerplannen te actualiseren.
Navraag bij de stichting leverde bovendien op dat de achterstanden bij Het Brabants Landschap zo groot waren, dat het niet in één jaar tijd kon worden opgelost. Dus is er een afspraak gemaakt om er langer over mogen te doen. Daarbij gaat de certificeringsinstelling dus over haar eigen grenzen heen.
Wanneer er tekortkomingen worden geconstateerd verandert de status van het certificaat bij zo’n natuurorganisatie naar ‘Voorlopig behoud certificaat’. Dat is een formaliteit. Naast de afspraken om de tekortkomingen op te lossen heeft die veranderde status geen gevolgen. Dat is pas het geval wanneer het certificaat wordt ingetrokken. Het certificaat is een voorwaarde om van de provincie subsidie te krijgen voor natuurbeheer. Maar intrekken van het certificaat vanwege tekortkomingen bij natuurorganisaties is nog nooit voorgekomen sinds de Stichting Certificering SNL in 2010 werd opgericht.
Natuurkwaliteit
De hoofdvraag of de natuurkwaliteit in de natuurgebieden door die tekortkomingen achteruit gaat of juist minder vooruit dan de bedoeling is, kan diezelfde stichting niet geven. Ze voeren namelijk geen inspecties uit in het veld. Die verantwoordelijkheid ligt bij de provincies. En die hebben de monitoring van het natuurbeheer uitbesteedt aan de natuurorganisaties zelf. De natuurorganisaties rapporteren zelf aan de provincie hoe goed ze hun eigen natuurbeheerplannen uitvoeren en dat doen ze in een jaarlijks gesprek die ‘het goede gesprek’ wordt genoemd.
Sommige provincies, ik weet het alleen van Gelderland, proberen met eigen inspecties wel een vinger aan de pols te houden, maar dat gebeurt lang niet overal. Wat ze wel doen is een jaarlijks veldbezoek afleggen in de 118 voormalige PAS-gebieden om de voortgang van de herstelmaatregelen te bekijken, omdat ze daar ook geld voor beschikbaar stellen. Dat zijn niet alle natuurgebieden en als daar iets geconstateerd wordt dat niet conform de afspraken is, wordt ook dat ingebracht in ‘het goede gesprek’. Daar vloeien ook geen sancties uit voort. Sterker nog, provincie Fryslân geeft aan dat natuurdoelen bijgesteld worden als de ambitie van het beheerplan te groot is.
Echte goede gesprek
Het contrast met de inspecties op de boerenbedrijven is nogal groot. Gemeenten, waterschappen, NVWA, zuivelorganisaties, NAK, omgevingsdiensten voeren op boerenerven inspecties uit. Waar natuurorganisaties het vertrouwen krijgen, is dat voor boeren het tegenovergestelde. Ik denk dat we daar binnen de politiek eens het echte goede gesprek over moeten voeren.