Ook in Overijssel, Gelderland en Utrecht meer longontstekingen rond geitenhouderijen
Bij het onderzoek over de jaren 2014 tot en met 2017 werden de gegevens van 68.000 patiënten van 21 huisartsenpraktijken in de drie provincies vergeleken met 22 controlepraktijken met circa 66.000 patiënten in andere plattelandsgebieden zonder (veel) intensieve veehouderijen. In absolute cijfers gaat het overigens om 10 tot 50 extra meldingen van longontsteking per 100.000 inwoners.
Volgens de onderzoekers lijkt dat beeld in overeenstemming met eerder onderzoek in oost-Brabant en Noord-Limburg, al ging het in die twee gebieden om 50 tot 60 procent meer gevallen van longontsteking.
Discussies
Het rapport ‘Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Overijssel, Gelderland en Utrecht’ werd recent door LNV-minister Carola Schouten en Martin van Rijn (minister voor Medische Zorg en Sport) naar de Tweede Kamer gestuurd. Het is een van de vervolgonderzoeken in het kader van het onderzoeksprogramma ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden’ (VGO) dat zich tot nu toe heeft gericht op de twee zuidelijke provincies. De ministers verwachten dat, mede door vertraging door de coronacrisus, het totale VGO-3 onderzoek niet pas eind 2021 maar medio 2022 kan worden gepresenteerd. Bovendien is er sprake geweest van wetenschappelijke discussies bij de onderzoekers over de gebruikte meetmethoden die de twee ministers hebben afgewacht.
Geitenstop
De meeste provincies, waaronder Overijssel, Gelderland en Utrecht, hebben afgelopen jaren al een stop op uitbreiding van de geitenhouderij afgekondigd in afwachting van het nu verschenen VGO-vervolgonderzoek voor deze provincies.
Vergeleken met de eerder onderzochte gebieden in Brabant en Limburg hebben de nu onderzochte gebieden in onder meer de Gelderse Vallei, Salland en Oost-Utrecht wel een hoge veedichtheid, maar een lagere achtergrondconcentratie fijnstof.
Waarom er (ook) hier meer longontstekingen voorkomen dan elders in Nederland kunnen de onderzoekers niet zeggen; ’Dit heeft waarschijnlijk meerdere oorzaken waarvan de nabijheid van veehouderijen er mogelijk 1 is.’ Wel is het aantal extra longontstekingen hoger in de directe nabijheid van geitenhouderijen. Vanaf twee kilometer afstand is er geen verschil meer.
Brabant en Limburg
In Brabant en Limburg werd ook een verband ontdekt tussen het wonen nabij pluimveehouderijen en (meer gevallen van) longontsteking. In de oostelijke provincies is dat verband niet gevonden in het onderzoek. De onderzoekers vinden dat geen reden om de met de pluimveesector afgesproken reductie van fijnstof niet door te zetten; ‘Fijnstof veroorzaakt een breder spectrum gezondheidsrisico’s dan longontsteking.’ Opvallend is dat in de oostelijke provincies wel een verband werd gevonden met schapen- en nertsenbedrijven en longontstekingen dat eerder in Brabant en Limburg niet werd gevonden.
In het nu gepresenteerde onderzoek wordt verder niet ingegaan op andere gezondheidsklachten zoals bijvoorbeeld allergieën. In Zuid-Nederland bleken die bij de eerdere VGO-onderzoeken juist minder rond veebedrijven voor te komen dan elders.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Susan Rexwinkel