Nederland heeft te weinig landbouwgrond om eigen bevolking te voeden
De cijfers zijn niet nieuw en de landgebruikvoetafdruk wordt al jarenlang door PBL, CLO (Compendium voor de Leefomgeving) en CBS berekend. Toch zijn de cijfers bij weinigen bekend en geeft het een totaal andere context op de landbouwproductie en exportpositie. Velen veronderstellen dat Nederland teveel landbouwproducten produceert, omdat we de tweede landbouwexporteur in de wereld zijn.
Het feit is dat we als land ook heel veel grondstoffen en voedselproducten importeren. In de discussie worden deze cijfers (wellicht bewust) ook niet gebruikt, want dan zou iedereen in Nederland zich realiseren dat we zuinig op de landbouwgrond moeten zijn en dat zal het debat enigszins nuanceren. In plaats van minder zouden de boeren dus juist meer voedsel moeten produceren om Nederland zelfvoorzienend te maken.
Minder dierlijk eiwit
Van de 1,82 miljoen hectare wordt de opbrengst van slechts 800.000 hectare daadwerkelijk door de Nederlander geconsumeerd en 600.000 is bestemd voor grasland en veevoer. Voor onze consumptie hebben we 2,57 miljoen hectare in het buitenland nodig, waarvan 1,25 miljoen voor grasland of veevoer. „We denken vaak wel dat we veel exporteren, maar Nederland heeft twee keer zoveel grond nodig voor zijn huidige voedselconsumptie”, zegt onderzoeker Trudy Rood, sector Integrale Beleidsanalyse Leefomgeving bij PBL en één van de auteurs van het PBL-rapport ‘De Nederlandse voetafdruk op de wereld: Hoe groot en hoe diep’. „Zelfs als we niet zouden exporteren heeft Nederland niet genoeg landbouwgrond. We zijn een dichtbevolkt land en hebben een luxe leefpatroon. Dat vraagt veel land. We eten veel meer eiwitten dan we nodig hebben en voor dierlijke eiwitten is veel landbouwgrond nodig. Door minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten te eten, is voor de Nederlandse voedselconsumptie 25 (flexitarisch) tot 40 procent (vegetarisch) minder land nodig.”
Het percentage is gebaseerd op de voedingswaarde en biobeschikbaarheid van de plantaardige eiwitten en afhankelijk hoeveel minder dierlijke eiwitten en welke plantaardige alternatieven we eten. Maar ook met een veranderd voedselpatroon is ons land nog steeds niet zelfvoorzienend.
Efficiënte levensmiddelenindustrie
De cijfers van de landgebruikvoetafdruk en export lijken niet met elkaar te kloppen. Maar schijn bedriegt en ook voor deze ogenschijnlijke contradictie is een logische verklaring. Rood: „De voetafdruk gaat niet over de export, maar over hoeveel landbouwgrond die we voor de Nederlandse consumptie gebruiken. Hoeveel soja gebruiken we in het veevoer van varkens of melkkoeien die door Nederlanders worden geconsumeerd. De exportcijfers zijn daarnaast in valuta en de landgebruikvoetafdruk in hectares. In Nederland hebben we een efficiënte levensmiddelenindustrie die waarde aan de landbouwproducten toevoegt. We importeren bijvoorbeeld goedkoop soja en maken er varkensvlees van; dat we vervolgens voor aanzienlijk meer geld exporteren.”
Importeren, verwerken en verwaarden
Met andere woorden: De Nederlandse exportpositie heeft weinig te maken met de veronderstelling dat we in Nederland teveel voedsel zouden produceren. De exportpositie dankt Nederland vooral doordat we veel ruwe grondstoffen importeren, dit verwerken en verwaarden. Daarnaast wordt 54 procent direct rondom Nederland afgezet; in Duitsland, België, Frankrijk en Engeland. In de ogen van menig Nederlander (met een grootheidswaanzin) produceren we evenwel voor een wereldmarkt, maar Nederland is qua grootte net zo groot als de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Onze export is dus eigenlijk regionaal en binnen de grenzen van de EU. Gezien het feit dat we lid zijn van de EU is het niet meer dan logisch dat we producten vooral op deze markt afzetten.
Bovendien importeren we in kilogrammen meer grondstoffen of voedsel uit de EU dan dat we exporteren. Van de 64,1 miljard euro import kwam in 2019 zo’n 40 procent alleen al uit Duitsland, België, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk (10 procent uit Brazilië een de VS). Dit zijn veelal onbewerkte producten waaraan de Nederlandse industrie nog waarde toevoegt. Daarnaast bestaat bijna 20 miljard euro van de export uit sierteelt, landbouwtechniek, diensten en meststoffen. Op basis van alleen voedsel is er ‘slechts’ tien miljard euro waardeverschil tussen export en import.
Export en import georiënteerd
„Nederland voedt niet de wereld, maar de wereld voedt Nederland.”, verklaart CBS-woordvoerder Cor Pierik. „Het eerste beklijft, maar andersom niet. Weinigen weten ook dat de wereld Nederland voedt. Echter, 60 procent van wat wij importeren, wordt door de Nederlander geconsumeerd. We zijn dus niet alleen export maar ook import georiënteerd.”
Overigens ligt de landgebruikvoetafdruk van de totale Nederlandse consumptie op 10,4 miljoen hectare of wel 0,6 hectare per Nederlander. Opvallend feit is dat elke Nederlander een bosrijk achtertuintje nodig heeft van bijna 2800 vierkante meter om te voorzien in de hout- en papierconsumptie. Dat is 4,75 miljoen hectare; bijna twee keer zoveel als voor de consumptie van voedsel en ruim 2,5 keer meer hectares als voor de productie van vlees.
Lees het hele artikel in de nieuwste editie van Vee en Gewas dat op 1 aug verschijnt. Ontvangt u het blad nog niet? Vraag dan hier een proefnummer aan.