Onderschatting ammoniakreductie vooral bij pluimveehouderij
Schouten wil vanaf 2025 aangescherpte emissienormen
De aangescherpte normen worden op basis van een sectoranalyse van de perspectieven van bestaande en nieuwe innovatieve technieken uit de subsidieregeling brongerichte verduurzaming Sbv opgesteld. Vanuit de sector is hiervoor ruime belangstelling getoond. Er zijn in totaal zestig projecten ingediend voor de innovatiemodule bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Een tweede openstelling van de innovatiemodule staat voor het einde van dit jaar gepland. Voor subsidiëring is dus 280 miljoen euro voor de periode 2023-2030 gereserveerd.
De subsidie is in de eerste plaats voor innovatie en onderzoek en wordt pas bij bewezen effectiviteit van nieuwe technieken beschikbaar worden gesteld voor ondersteuning van veehouders bij het aanpassen en daarmee duurzamer en emissiearm maken van stallen. „De inzet is om normering zoveel mogelijk te laten aansluiten op de streefwaarden zoals die in de Sbv zijn opgenomen”, schrijft Schouten. „ Met bovengenoemd traject worden boeren in staat gesteld om met investeringen in nieuwe staltechnieken een grote stap te zetten in de reductie van stikstof als ook andere emissies en leveren ze een wezenlijke bijdrage aan de gezondheid van mens, dier en milieu. De nieuwe emissienormen kunnen dan uiterlijk in 2025 voor alle relevante diergroepen ingaan.”
Onderschatting emissiewaarden
Aanleiding voor de verscherping van normen is de onderschatting van de emissiewaarden van emissie-arme stalsystemen. De CDM stelt dat dit mogelijk om een onderschatting van ongeveer 8,8 miljoen kilogram aan ammoniakemissies gaat. Hiervan is ongeveer 1,4 miljoen kg ammoniak afkomstig van de rundveehouderij, 2,6 miljoen kg uit de varkenshouderij en 4,8 miljoen kg uit de pluimveehouderij. De onderschatting is in de pluimveehouderij het grootst.
De indicatieve berekening voor pluimvee van CDM bevestigt volgens minister Schouten eerdere signalen dat de ammoniakemissies van het staltype volièrehuisvesting te laag zijn vastgesteld in de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Meer dan de helft van de hogere ammoniakemissies uit emissiearme stallen kan toegeschreven worden aan pluimveestallen. Samen met de staatssecretaris van IenW wil de minister daarom verkennen welke acties ondernomen moeten worden. Dit betreft bijvoorbeeld het aanpassen van emissiefactoren of maximale emissiewaarden. De onderschatting van ammoniakemissies in de varkens- en rundveehouderij is relatief beperkt. CDM geeft aan dat emissiearme stallen complexe systemen zijn en dat de emissiebeperking door tal van factoren wordt beïnvloed, waaronder het management door de veehouder.
„Het advies onderstreept voor mij de noodzaak om samen met de sector blijvend onderzoek te doen naar de emissie(reductie) van (emissiearme) stallen in de praktijk. Binnen de stikstofaanpak is daarom gekozen voor innoveren in nieuwe stalsystemen via de subsidieregeling brongerichte verduurzaming (Sbv), maar ook voor het maken van een sectoranalyse van bestaande en nieuwe innovatieve technieken uit de Sbv”, aldus Schouten.
Meer metingen en sensortechniek
Een ‘Taskforce versnelling innovatieproces’, dat onder meer de borging van milieuprestaties als aandachtspunt meeneemt, zal dit najaar een advies geven, waarmee er ook invulling gegeven wordt aan het belang dat het CDM-advies onderstreept om te waarborgen dat reductie van emissies niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk plaatsvindt. Dit gezien de rapporten dat niet alle emissiebeperkende technieken de gestelde emissiewaarden behalen. Daarom neemt de minister ook het advies van CDM over om met metingen meer inzicht te krijgen in de omvang van gasvormige stikstofemissies uit stallen.
Er wordt ook een stalexpertisecentrum door WUR opgezet voor praktijkmetingen van emissiearme stallen op bedrijfsniveau om tot nauwkeurigere emissiefactoren te komen. Ook komt er eind dit jaar een protocol voor het gebruik van sensortechnieken voor bedrijfsmonitoring van de emissies.
Ammoniakemissies mest lager
De CDM bevestigt dat de ammoniakemissie bij mestaanwending, in tegenstelling tot bij stallen en opslag, juist overschat is met globaal berekend 4 miljoen kilogram. Daarnaast draagt CDM aan dat er vanwege de extra gasvormige stikstofemissie het gehalte van stikstof in dierlijke mest, die wordt toegediend op landbouwgrond, afneemt met 0,7 miljoen kilogram. Deze kennis en de inzichten worden meegenomen in de reguliere procedure en bepaling van de ammoniakemissies uit de landbouw in Nederland.
Het kabinet wil daarnaast een inschatting door RIVM laten maken wat de gevolgen zijn voor de totale emissies en het voldoen aan het NEC-plafond voor ammoniak. Als de stikstofverliezen daadwerkelijk hoger blijken te zijn, zal dit waarschijnlijk leiden tot overschrijding van het Europese ammoniakplafond (NEC-richtlijn). Over de gevolgen voor het NEC-plafond zal het kabinet de Tweede Kamer begin 2021 informeren.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Ruth van Schriek
Bron: Ministerie LNV