Column: Waar is de Pieter Omtzigt van de stikstofcrisis?
Wie het Natura 2000-dossier volgt heeft continue het gevoel achter de feiten aan te lopen. Enkele weken geleden schreef ik mijn column over het onderzoek van Stichting Agrifacts dat er zonder een transparante procedure ruim 80.000 hectare stikstofgevoelige leefgebieden zijn toegevoegd aan de Natura 2000-gebieden. Tweede Kamerlid Jaco Geurts van het CDA stelde mede naar aanleiding daarvan minister Schouten vragen over hoe dat nu precies zat. De antwoorden zijn inmiddels bekend en alles is keurig volgens een openbare inspraakprocedure verlopen, aldus de minister.
Onbekende inspraakprocedure
Ze wijst in haar antwoorden op een procedure in 2017. De vraag is waarom maar weinig mensen dat weten, gezien de vele reacties vanuit de provinciale politiek en landbouw op het onderzoek van Staf. Een deel van dat antwoord is te vinden in de Nota van toelichting op die procedure. Er zijn slechts 11 mensen/organisaties die ingesproken hebben op die nota. Dat voedt de gedachte dat het niet zo bekend was of het belang ervan niet goed werd ingeschat. Dat er nu een groter belang aan wordt toegekend is logisch door de uitspraak van de Raad van State in mei 2019. Maar dat het niet voldoende bekend was is iets wat de overheid zichzelf mag aanrekenen.
Cosmetische veranderingen
Wie die nota vervolgens doorleest krijgt ook de indruk dat je als inspreker zelf actief op zoek moet naar meer informatie om de consequenties te kunnen overzien. Voor sommige insprekers is niet duidelijk waar de extra leefgebieden precies komen te liggen. Ook is niet duidelijk wat later wel en niet opgenomen wordt in Aerius en waar op getoetst wordt bij een vergunningsaanvraag. Er zijn twee inspraakreacties van agrarische belangenorganisaties, maar die kregen ook 0 op hun rekest. In een toelichting van LTO deze week op deze procedure kreeg ik te horen dat ze niet de mankracht hadden om voor alle leden uit te zoeken wat de consequenties konden zijn van het toevoegen van Leefgebieden. Als er meer reacties waren ingediend was het overigens nog steeds de vraag of daar wat mee werd gedaan. Het valt namelijk op dat de inspraakreacties enkel wat cosmetische veranderingen oplevert en geen inhoudelijke aanpassingen.
Geen afweging
Eén vraag van een inspreker springt er voor mij uit. ‘Het belang van Vogelrichtlijnsoorten door toetsing aan de Wet natuurbescherming weegt niet op tegen de grote nadelige consequenties voor bedrijven.’ Het ministerie antwoord dat het gewoon een onderdeel was van de procedure en dat die leefgebiedenkaarten nog toegevoegd moesten worden. Dus daarover kan volgens het ministerie geen discussie bestaan. Precies op dat punt gaat het volgens mij mis bij Natura 2000. Ik illustreer dat aan de hand van een voorbeeld in het Gelderse Rivierengebied.
Gelderse praktijkcase
Ik sprak afgelopen week met een melkveehouder die zonder het te weten stikstofgevoelige leefgebieden op zijn weilanden heeft liggen. Naar aanleiding van het onderzoek van Stichting Agrifacts over het bijplussen van stikstofgevoelige natuur van enkele weken geleden keek hij zelf in Aerius calculator om te zien of er voor hem ook wat was verandert. In 2015 was zijn nieuwe vergunning definitief geworden en toen lagen de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige natuurgebieden ten noorden van de Rijn terwijl zijn bedrijf ten zuiden van de Waal ligt. Tot zijn schrik bleek het nu op zijn eigen landbouwpercelen te liggen.
Recyclingbedrijf ook getroffen
En hij is niet de enige die daar nadelige gevolgen van kan gaan ondervinden, want twee collegaveehouders hebben daar ook grond liggen die nu stikstofgevoelig is. Geen van allen wist dat en zijn daarover geïnformeerd door welke overheid dan ook. Nu had deze melkveehouder zijn vergunning op tijd geregeld, maar tegenover zijn melkveebedrijf zit een particuliere milieustraat voor recycling. Die blijkt ook een vergunning nodig te hebben die het nu niet heeft en die zal dus de stikstofdepositie naar nul moeten terugbrengen.
Geen stikstofgevoelige soorten
Het wordt nog interessanter, want het leefgebied dat op de percelen ligt is kamgrasweide. Wie opzoekt om welke soorten het dan gaat die last hebben van een overmaat aan stikstof, vindt een lijst met enkel vogelsoorten. Kievit, tureluur, blauwe kiekendief en visdiefje. Al deze soorten eten geen specifieke stikstofgevoelige planten of dieren. Het gaat om insecten, muizen, konijnen en visjes. Niet om specifieke insecten die afhankelijk zijn van een bepaalde plant die door een overmaat aan stikstof achteruit gaat of is verdwenen. Die vogels eten gewoon de insecten die ze te pakken krijgen. Er staan wel een paar zeldzame vogelsoorten op zoals de Kemphaan en de Koningkwartel. Het zijn weidevogels die schrale en kruidenrijke vochtige graslanden nodig hebben waarvan het gewas in hoogte variëert, maar dat geldt ook voor de andere weidevogels op de lijst. Maar we hebben het nog steeds over agrarische percelen met landbouwkundig gebruik. Opvallend is ook dat het vegetatietype kamgras volgens de melkveehouder voorkomt op een aangrenzend natuurterrein, maar daar ligt het leefgebied in Aerius niet op.
Safety first
In de toelichting staat dat het ‘zeer aannemelijk is dat alle soorten hinder kunnen ondervinden van stikstofdepositie, vanwege het feit dat toevoer van stikstof in kamgrasweiden leidt tot een verhoogde productie van vooral hoge grassoorten’. Let op de woorden ‘zeer aannemelijk’ en ‘kunnen ondervinden’. Het is dus niet zeker en dus wordt er voorgesorteerd op het beginsel dat de stikstofdepositie voor de veiligheid dan maar beter laag aangehouden kan worden.
Iets verderop in de toelichting staat: ‘Leefgebieden waarop getoetst wordt, zijn die leefgebieden waarvan het niet is uit te sluiten dat er sprake kan zijn van significante negatieve effecten op het instandhoudingsdoel van de soort (als gevolg van stikstofdepositie op dit leefgebied).’ Ook hier weer allemaal voorbehouden en het zekere voor het onzekere. Dat fenomeen zien we ook bij de habitattypen die al eerder zijn vastgesteld en daarvan weten we dat de kritische depositiewaarden onder andere zijn vastgesteld op basis van laboratoriumproeven en inschattingen van ecologen. Voor het leefgebied kamgrasweide is ook niets onderzocht. De kritische depositiewaarde daarvan is afgeleid. Een goede vraag zou zijn of hier niet een betere ecologische onderbouwing met metingen onder moet zitten.
Drijmest versus stikstofdepositie
Het advies voor kamgrasweiden luidt om minder te bemesten en te gaan voor maximaal 50 kilogram stikstof per hectare aan vaste mest. Het leest alsof je het over een natuurgebied hebt, waar de natuurorganisaties de instructies uit halen. In werkelijkheid gaat het om agrarische percelen met landbouwkundig gebruik. Ze liggen weliswaar in een Natura 2000-gebied, maar deze percelen worden gewoon volgens landbouwkundig gebruik bemest. En voor de helderheid, dat mag gewoon. Neemt de Tweede en Eerste Kamer de Stikstof- en Natuurherstelwet aan, dan ontstaat er in dit geval een bijzondere situatie. Past de melkveehouder zijn stal de komende jaren nog een keer aan, dan moet hij er straks voor zorgen dat de stikstofdepositie op zijn eigen percelen met minimaal 30 procent afneemt. Terwijl hij ze gewoon mag bemesten en er vanuit de ecologische redenatie tot 50 kilogram stikstof per hectare uit vaste mest opgebracht mag worden. Volgens mij een hele dure vorm van water naar de zee dragen.
Meer juridische ruimte
Juridisch is er ook meer mogelijk binnen het Natura 2000-dossier dan de minister ons voor houdt. Anderhalf jaar geleden stuurde ze een wijzigingsbesluit niet naar de Tweede Kamer door het uitbreken van de stikstofcrisis. Zo’n wijzigingsbesluit is volgens datzelfde ministerie om de zoveel jaar nodig, doordat er nieuwe planten- en diersoorten zijn gevonden binnen de aangewezen Natura 2000-gebieden. Vanuit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn zou volgens datzelfde ministerie voortvloeien dat die wijzigingen altijd doorgevoerd moeten worden. Blijkbaar valt het wel mee met die juridische druk, want het ligt nu al weer anderhalf jaar in de kast van de minister.
Sociaal economische afweging
Wie met ecologen spreekt, snapt dat ze liever aan de veilige kant gaan zitten. En dat is ook prima. Het gaat er om wat we daar als samenleving verder mee doen. Op dit moment volgt het ministerie van LNV deze puur ecologische benadering en stelt het zich op het standpunt dat dit de enige route is om uit de stikstofrcrisis te komen. Dat komt mede doordat de ecologen die de basis hebben gelegd voor dit systeem tegenwoordig op het ministerie zelf werkzaam zijn. Maar het is gewoon niet waar. De Europese Habitat- en Vogelrichtlijn biedt ook ruimte voor een sociaaleconomische afweging. Die is niet aan de ecologen maar aan de beleidsmakers en de politiek. Alleen wordt die afweging helemaal niet gemaakt.
Gapend kennisgat
Waarom dat niet gebeurd heeft volgens mij te maken met de ingewikkeldheid van het dossier en het gapende gat in kennis tussen het ministerie van LNV en de rest van de politiek. En dat is gevaarlijk. Hoe dat kan uitpakken zien we bij de case van de Belastingdienst en toeslagenaffaire. Enkel door de vasthoudendheid van Tweede Kamerleden als Pieter Omtzigt, die zich enorm in het dossier verdiepte, ging daar de beerput open. Bij het stikstofdossier gaat straks precies hetzelfde gebeuren als de Tweede en Eerste Kamer instemmen met het vastleggen van de doelen en het opnemen van de kritische depositiewaarde. Komende donderdag vindt daarover het debat plaats met minister Schouten en is er dus de mogelijkheid om dit echec te voorkomen.
Wordt een Pieter Omtzigt
Ik roep dan ook alle Tweede Kamerleden op die deelnemen aan dat debat, om niet alleen vanuit partijpolitiek te handelen, maar ook kritisch te zijn op de gevolgen die het met zich meebrengt. Vraag door en zorg ervoor dat er voorbehouden in de wet komen om een kaalslag op het platteland, en zoals ik aangaf gaat het daarbij niet alleen om boeren, te voorkomen. Kortom, wordt een Pieter Omtzigt.