'LTO Noord-projecten staan in dienst van de ondernemers'
LTO Noord projecten bestaat sinds 1 januari 2020 niet meer en is geïntegreerd binnen de belangenorganisatie. Waarom is de projectorganisatie gestopt?
„Bij de herijking van onze organisatie hebben we vastgesteld dat alles wat wij doen als LTO Noord ten dienste moet staan van onze leden. Onze kern is belangenbehartiging. Dan moet je ook alles centraal bij elkaar hebben en niet communicatie en projecten in aparte teams. Als wij een project starten, dan doen we dat altijd omdat leden daarom vragen of omdat wij denken dat onze leden daar behoefte aan hebben.”
Dat laatste dat was zo, of is dat nog steeds het geval?
„Beide. Projecten die wij doen, doen we altijd met leden, die zijn altijd betrokken en het is zelfs niet eens exclusief voor leden. We proberen het voor iedereen toegankelijk te maken.”
Maar wat is er dan sinds 1 januari 2020 veranderd?
„De vraag is of er feitelijk heel veel veranderd is. We hebben het wel nauwer bij elkaar gebracht en projecten onderdeel van onze strategie van onze belangenbehartiging gemaakt. Dat was daarvoor niet het geval en haalden we de projectorganisatie er wel vaak bij, maar opereerde die als zelfstandige organisatie. Ze konden toen ook projecten opstarten die misschien wel goed waren voor onze leden, maar waar vanuit de strategie van LTO Noord niet direct de focus op lag.”
Is het feitelijke werk van de projectenorganisatie hetzelfde gebleven of draaien jullie nu minder projecten?
„Daar is feitelijk niet veel in veranderd. Het is wel makkelijker geworden om bijvoorbeeld mensen die binnen de projecten kennis opbouwen te verschuiven naar functies als beleidsadviseur.”
Is er door de projecten en de financiering daarvan door overheden sprake van verstrengeling, waardoor de lobby voor het boerenbelang minder scherp wordt gevoerd?
„Wij zijn een belangenbehartigersorganisatie en een ondernemersvereniging. Wij doen projecten vanuit een strategisch oogpunt. Wanneer wij beleidsmatige veranderingen zien zoals kringlooplandbouw, dan kun je zeggen daar ben ik fel op tegen, maar dat is een ontwikkeling die er is. En door minder output te genereren kan het je als sector ook sterker maken. Dan is het volgens mij heel erg raar als je daar als organisatie niets mee doet. Onze ondernemers worden daar vroeg of laat op de een of andere manier mee geconfronteerd. Die willen weten waar hun winstkansen liggen. En wij als organisatie willen in onze lobby aangeven, waar wel iets mogelijk is en waar niet. In die situaties zetten we praktijknetwerken op. Ik vind het als ondernemer zelf ook prettig om bij een collega te kijken of iets werkt, want dan heb ik daar vertrouwen in. Dus we zetten zo’n project op omdat ondernemers daarom vragen of om in de praktijk te bewijzen of iets wel of niet kan.
En daar hoort financiering bij van overheden?
„Voor de financiering kijken we inderdaad ook naar andere partijen. Als wij op het gebied van oppervlaktewater wetgeving kunnen voorkomen door met ‘best practices’ aan te tonen dat boeren zelf maatregelen kunnen nemen, dan vinden wij dat we dat niet volledig zelf moeten betalen. Daar ligt ook een maatschappelijk belang en dan mag je ook bij de partijen langsgaan die daar voordeel van hebben. Denk je dat als wij waterschappen vragen om het mede te financieren, dat onze houding over verkiezingen binnen waterschappen minder heftig en kritischer zal zijn, omdat wij een erfafspoelingsproject doen? Nee, natuurlijk niet.”
De angst bij die veel boeren is dat dit soort praktijknetwerken maatregelen opleveren die later verplicht worden gesteld en kostprijsverhogend werken.
„Daar ben ik het niet mee eens. Verandering is de enige constante die we kennen als land- en tuinbouw. Mijn opa boerde anders dan mijn vader en ik doe dat weer anders. Je kunt ook zeggen we gaan niks doen en gaan wachten wat er op ons af komt. Lijkt mij een hele slechte strategie. Kijken we naar stikstof, dan kun je heel hard roepen dat je het allemaal ‘K’ vindt en niks doen. Er ligt wel een uitspraak van een rechter, dus er gaat wat gebeuren. Dan kan er heel raar beleid ontstaan. Als je dan niet met goede eigen ideeën komt en vooruit durft te kijken, dan komt er iets op je af waar je geen enkele invloed op hebt.”
LTO laat die invloed ook zien door onder andere de mededeling van LTO Nederland voorzitter Sjaak van der Tak dat de Eerste Kamer de stikstofwet niet controversieel moet verklaren. Daardoor zit de landbouw straks opgescheept met doelstellingen die niet haalbaar zijn.
„Sjaak van der Tak heeft daar over gezegd dat er normen in staan die niet haalbaar zijn, maar ook waarborgen waar hard voor gelobbyd is. Mensen die vinden dat de Eerste Kamer daar niet over mag stemmen, denken dat een volgend kabinet met een betere wet komt voor de landbouw. Dan neem je wel een grote gok. De politiek gaat daar gewoon mee door, omdat dat probleem opgelost moet worden. Een bedrijf als Lely ontwikkelt zelfs een systeem om de emissie te verminderen, die zien dat ook. Dan is het wel heel raar dat wij als ondernemersvereniging daar niets mee doen. Wij willen gewoon weten hoe dit gaat uitpakken voor onze leden en wat we wel kunnen. Welke mogelijkheden zijn er wel om stikstof te reduceren en ook nadrukkelijk welke mogelijkheden zijn er niet. Dat kun je doen door eigen metingen te verrichten, dat zie ik nu ook gebeuren. Daar is niets mis mee, maar als je dat niet in een goed gevalideerde netwerkomgeving doet, dan is het toch van wij van wc-eend. Wij zetten liever een goed praktijknetwerk op. En dan is het niet zo raar om daar ook geld voor te vragen in plaats van het allemaal zelf te betalen. Dat maakt dus niet, dat wij daar minder kritisch op zijn. Ondernemers die voor het stikstofbeleid in lastige gebieden zitten, die willen weten waar kansen liggen en wat de positie van hun bedrijf is. En we zagen dus bij het opstarten van dit project dat het zwaar overtekend werd. Het voldoet dus ook aan de behoefte van onze leden.”
Bent u dan straks niet bang dat de resultaten van dit netwerk omgezet gaat worden in wetgeving?
„Daar kun je bang voor zijn, maar dan is er één alternatief en dat is niets doen en wachten wat er op je afkomt. Wij hebben het gelijk ook aan onze kant. Neem nou erfafspoeling. Daar zat beleid aan te komen om dat te verminderen, zoals putten graven. Door ons praktijknetwerk kwamen we er achter dat een laagje stro onder de maiskuil goed bleek te werken. Als een individuele boer dat doet, verandert er niets. Nu is dat in een praktijknetwerk getest en onderzocht en blijken perssappen goed opgevangen te worden door het stro. Je verliest als melkveehouder minder nutriënten en doordat je het goed onderzoekt en valideert zeggen waterschappen dat het een prima maatregel is om aan de doelstelling van een betere waterkwaliteit te voldoen. Dat kost een ondernemer geen geld, het levert hem zelfs geld op in de vorm van meer beschikbare nutriënten en je voorkomt regelgeving.”
En dat soort resultaten voorzie je ook bij het nieuwe netwerk?
„Ja, en dan kan het best zo zijn dat er nog extra regelgeving komt op basis van die goede praktische oplossingen, maar dan hoef je daar als sector niet bang voor te zijn als die helpen ter voorkoming van andere regelgeving.”
Welke randvoorwaarden stelt LTO Noord tegenwoordig aan het opstarten van projecten?
„We hebben binnen LTO Noord een aantal thema’s ontwikkeld die belangrijk zijn voor ondernemers: interactie met de samenleving, de mens achter de onderneming, bodem en water, biodiversiteit, digitalisering en data, natuur en landschap, verdienvermogen en verbrede landbouw. Thema’s waar beweging op is in beleid of die strategisch zijn. Als er projecten ontwikkeld worden, moet het passen binnen die thema’s. Verder moeten boeren en tuinders altijd betrokken zijn, zodat we zeker weten dat het past bij de wil van onze leden. En om te voorkomen dat we met de vingers tussen de deur komen bij onze lobby dienen er bestuurders aan gekoppeld te zijn. Zo creëren we aan verschillende kanten borging.”
Het praktijknetwerk doen jullie samen met de WUR. Vanuit de pluimvee- en varkenssector is er veel ongenoegen tegenwoordig over de WUR, omdat onderzoekuitkomsten de afgelopen tientallen jaren vaak leidde tot nieuw overheidsbeleid. Schuilt dat gevaar ook niet bij dit project?
„Dat kan ik nooit honderd procent uitsluiten. Dan is het volgens mij nog steeds van belang, dat je daar alle informatie omheen hebt. Als uit het onderzoek blijkt dat een maatregel op een aantal praktijkbedrijven kan, dan kunnen we daar wel bij aangeven onder welke omstandigheden die resultaten zijn bereikt. En dat het niet kan bij andere bedrijven. Dat weet je dan ook. Er is ook nog een ander risico, dat zie ook wel eens, dat de overheid zelf een aantal bedrijven kiest en vervolgens aangeeft dat een maatregel prima kan. Dan kiezen wij er voor om het met onze eigen randvoorwaarden te doen en ons eigen netwerk, zodat het een representatieve groep is. Zo bouwen we zelf de kennis en de data op. Stel dat de overheid uiteindelijk dan toch kiest voor een maatregel die op een deel van de bedrijven niet gaat werken of bijvoorbeeld 40 miljoen euro aan investering kost, dan kunnen we dat aantonen en zeggen dat het ministerie boter bij de vis moet doen en het geld op tafel moet leggen. Dan is het kostenneutraal voor die ondernemer. Dat is onze rol.”