Zeventig procent boeren ontvangt geen subsidie voor weidevogelbeheer
Aan het onderzoek deden 1095 respondenten mee. Dit waren 218 akkerbouwers, 813 melkveehouders en 64 boeren met een gemengd bedrijf. De boeren met een gemengd bedrijf hadden zowel akkerbouw als melkveehouderij en konden voor beide sectoren antwoord geven in het onderzoek.
De belangrijkste reden voor boeren om bij te dragen aan weidevogelbeheer is omdat zij genieten van de natuur. Ook voelen boeren zich verantwoordelijk voor de weidevogels, en vinden zij het goed voor het imago van de sector. 68 procent van de respondenten gaf aan maatregelen te nemen voor de weidevogel zonder daar een vergoeding voor te krijgen. De helft van de deelnemers aan het onderzoek werkt met vrijwilligers en iets meer dan de helft gaf aan aangesloten te zijn bij een collectief.
Nesten markeren
Het markeren van nesten is de meest populaire manier van weidevogelbeheer. Twee derde van de deelnemers aan het onderzoek geeft aan nesten op het land te markeren. Ook aangepast maaibeheer en kruidenrijk grasland wordt door boeren toegepast als weidevogelbeheer.
Logischerwijs zitten er verschillen tussen de maatregelen die akkerbouwers nemen in vergelijking met melkveehouders. 46 procent van de melkveehouders past het maaibeheer aan en 36 procent van de melkveehouders zaait kruidenrijk grasland in voor de weidevogels. Akkerbouwers zijn vooral actief in het markeren van nesten en ook het jaarrond bieden van habitat is populair onder akkerbouwers.
Tekst gaat verder onder afbeelding.
Meer doen
Ruim de helft (56 procent) van de boeren die mee deden aan het onderzoek gaf aan om meer te willen doen aan weidevogelbeheer. In het onderzoek konden de boeren die nu al aan weidevogelbeheer doen, ook aangegeven waarom ze niet nog meer zouden wilden doen voor de weidevogel. De akkerbouwers en melkveehouders gaven aan dat de hoge predatiedruk hen tegen houdt om meer te doen aan weidevogelbeheer. Dit gold voor 44 procent van de akkerbouwers en 50 procent van de melkveehouders. Ook het gebrek aan financiële vergoeding (28 procent) en bemoeizucht van anderen (25 procent) is een drempel voor meer inspanningen. Bij melkveehouders weerhoudt bemoeizucht van de overheid (32 procent) ze er bijna net zo veel van om meer de doen aan weidevogelbeheer als het gebrek aan financiële compensatie (31 procent).
Predatie voorkomen
Bijna alle boeren (91 procent) denken dat de weidevogels het meeste te lijden hebben door de toename van predatoren. Een deelnemer aan het onderzoek zei in een reactie: „Dertig jaar terug zijn hier de eerste roofvogels gekomen. Buizerds zijn nu in grote getale aanwezig in de bossen rondom ons land. Ze roven samen met de kraaien alles leeg, weidevogels en hazen zijn er nu bijna niet meer.”
Vooral over het voorkomen van predatie zouden boeren nog meer kennis willen opdoen. Bijna de helft van de respondenten (49 procent) geeft aan meer informatie te willen over het zetten van vallen voor predatoren. Ook over kruidenrijk grasland (38 procent), de weidevogel en zijn biotoop (37 procent) en het aanvragen van subsidie (34 procent) zouden boeren graag nog meer te weten komen.
Minder weidevogels
Ook de boeren zien minder weidevogels op hun land. 56 procent van de boeren geeft aan minder weidevogels op zijn land te zien. Maar er zijn ook boeren die wel meer weidevogels spotten. Zo’n 14 procent van de deelnemers gaf aan juist meer weidevogels te zien op hun land.
Zowel akkerbouwers als melkveehouders zien voornamelijk de kievit en scholekster veel op hun land. De scholekster wordt vaker gezien door akkerbouwers (92 procent) dan door melkveehouders (88 procent). De grutto daarentegen wordt vaker door melkveehouders gespot (74 procent) dan door akkerbouwers (53 procent).
Tekst gaat verder onder afbeelding.
Het onderzoek is uitgevoerd door marktonderzoeksbureau Geelen Consultancy uit Wageningen (GD) op basis van een steekproef uit Agrio’s Agrarische Database. Aan het onderzoek deden 1095 respondenten mee. Dit waren 218 akkerbouwers, 813 melkveehouders en 64 boeren met een gemengd bedrijf. De boeren met een gemengd bedrijf hadden zowel akkerbouw als melkveehouderij en konden voor beide sectoren antwoord geven in het onderzoek. Het weidevogelonderzoek is mede mogelijk gemaakt door Provincie Fryslân, Vogelbescherming, Boerennatuur en Astrid Manhoudt (lector weidevogels bij Van Hall Larenstein).