LNV opnieuw door het stof bij stikstof
Schouten stelde eerder dat de onderliggende rapporten van de Nederlandse kritische depositiewaarden niet dezelfde waren als waar Hanekamp zich op richtte. Uit de antwoorden op vragen van de Tweede Kamerleden Roelof Bisschop van de SGP en Edgar Mulder van de PVV valt op te maken dat de minister niet diep genoeg had gekeken. Schouten: „De twaalf studies die worden genoemd, liggen inderdaad ten grondslag aan de onderbouwing van de empirische KDW van 5-10 kg N/ha/j voor hoogveenlandschappen en die van 10-15 kg N/ha/j voor heideveentjes, moerasheiden en veenmosrietlanden in het Europese KDW-rapport. Indirect liggen ze daarom ook ten grondslag aan de Nederlandse KDW's voor de habitattypen H7110A en H7120, respectievelijk H4010B, H7110B en H7140B in Van Dobben e.a. (2012).”
Geen ‘enorme’ onzekerheden
Hanekamp concludeerde op basis van zijn eerste verkenningen dat de onzekerheidsmarges van de kritische depositiewaarden groot zijn. Schouten deelt die mening niet. „Van 'enorme' wetenschappelijke onzekerheden is geen sprake. Want dat zou betekenen dat er in natuurgebieden weinig relatie is vast te stellen tussen KDW-overschrijdingen en daadwerkelijke negatieve stikstofeffecten. De op grote schaal en al vele decennia lang optredende negatieve effecten laten er geen twijfel over bestaan dat er bij overschrijding van de KDW's een reëel probleem ontstaat.”
Korenburgerveen
Schouten kreeg ook vragen over de verbeterende natuurkwaliteit van het Korenburgerveen voorgelegd. In dit natuurgebied in Gelderland gaat het boven verwachting goed met plantensoorten die niet goed tegen stikstofdepositie kunnen. Volgens Schouten zorgen de verbeteringen in de waterhuishouding van het veengebied voor een betere situatie en profiteren daar ook de soorten van die niet tegen stikstof kunnen. Op de langere termijn zijn de eenmalige effecten van de hydrologische verbeteringen uitgewerkt, meent Schouten, en dan stapelt stikstof zich weer op. Daarom blijft het volgens Schouten noodzakelijk om de stikstofdepositie terug te dringen.
Overschatting meetgegevens
De SGP stelde ook vragen over de afwijking tussen wat er gemeten wordt in natuurgebieden aan stikstofdepositie en waar we in het beleid vanuit gaan. In het Korenburgerveen werkt het beleid met 33 procent meer stikstofdepositie dan uit de meetgegevens blijkt. En in het Binnenveld, een natuurgebied vlakbij Wageningen in Gelderland gaat het zelfs over een afwijking van 35 procent.
Volgens de minister blijken de verschillen die de SGP boven water tilde te wijten te zijn aan een verouderde kaart met data van het RIVM. „Het RIVM heeft inmiddels, naar aanleiding van deze vraag, deze vergissing hersteld en de goede kaart (met de berekeningen die zijn geijkt aan de metingen) op de website geplaatst. Voor de landelijke depositiekaart (GDN) en voor de depositieberekeningen in AERIUS had de vergissing overigens geen gevolgen, omdat voor die berekeningen geen gebruik wordt gemaakt van GCN-kaarten.”
Verschil Bennekomse Meent
Door het herstellen van de vergissing, is het verschil in het Korenburgerveen vrijwel verdwenen. In de Bennekomse Meent is die verminderd. Dat daar nog steeds een verschil is tussen de nieuwe kaart en de gemeten waarden komt doordat de nieuwe kaart werkt met gridcellen. En die gridcellen kennen een grotere oppervlakte dan enkel het natuurgebied waar de metingen plaatsvinden. Daardoor vallen er ook stallen in met emissies, waardoor de concentratie hoger is.