Column: Carol in Kamerland - Eenden en Ezels
Carol was rond de middag het parlementaire gangenstelsel uitgelopen om in de Princessetuin haar brood op te eten. Ze had nog maar nauwelijks een hap uit haar broodje paté genomen of daar kwam de dierenvertegenwoordigster van de Partij voor de Dieren naast haar op het parkbankje zitten. “Smakelijk Carol”, zei de gezant van de dieren die er beeldig uitzag in haar nieuwe Bambi-pak. De gezant van de dieren zag dat Carol haar nieuwe Bambi-pak bestudeerde en zei: ”Ja, dat pak heb ik mezelf cadeau gedaan na ons klinkende succes met de nieuwe Wet dieren in de Tweede én daarna ook in de Eerste Kamer.”
En Carol dacht terug aan hoe de nieuwe Wet dieren in de Tweede Kamer was aangenomen. Alle parlementariërs hadden van de gezant van de dieren een eendjesmasker gekregen. Toen iedereen zijn masker op had gezet, hadden ze samen ‘Alle eentjes zwemmen in het water’ gezongen. En toen een Kamerlid van opwinding van zijn tafel sprong om te vliegen als een eend en met een doffe klap op het parlementaire pluche belandde, riep de Kamervoorzitter ‘Hamerstuk’ waarna de nieuwe Wet dieren was aangenomen.
Maskerade
Carol had het allemaal met verbijstering gadegeslagen. Zij had niet meegedaan aan de maskerade en het gezang maar zich zorgen gemaakt over de gevolgen van de wazige nieuwe Wet dieren die slecht was afgekaderd en daarom eigenlijk over alles en iedereen kon gaan. En ook de minister van Landbouw had zwaar haar wenkbrauwen gefronst want deze nieuwe wet was zo breed geformuleerd dat dit weinig goeds voorspelde voor het implementeren ervan. Maar er was nog hoop. De schrandere grijsaards van de Eerste Kamer gingen zich ook nog over de nieuwe Wet dieren buigen. Toetsen van wetgeving op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid is dé kerntaak van de Eerste Kamer en daarom zou de nieuwe wet het niet halen. Maar dat viel tegen.
En Carol dacht terug aan hoe de nieuwe Wet dieren in de Eerste Kamer was aangenomen. Alle senatoren hadden van de gezant van de dieren een ezelsmasker gekregen. Het masker had geen kijkgaten en toen alle Kamerleden het ezelsmasker droegen, was de een na de ander in slaap gedoezeld. En toen een senator snurkend en in diepe slaap met een doffe klap op het parlementaire pluche belandde, riep de Kamervoorzitter ‘Hamerstuk’.
Ongebreidelde bemoeimacht
Aan dit alles dacht Carol toe ze daar in de Princessetuin op het parkbankje zat naast de gezant van de dieren. “Het gaat erom dat dieren kunnen leven naar hun aard”, zei de gezant van de dieren, “Een konijn moet kunnen graven, een kat moet naar buiten kunnen.” De dierengezant wees op een stadskat die een jonge merel besloop. “En we moeten ophouden om van alles van dieren af te knippen zoals de staarten van varkens”, zo vervolgde de dierengezant haar betoog.
“Er zijn dieringrepen die we voor ons zelf doen, maar ook voor het dier, zoals castratie van katers om ze minder onstuimig te maken”, antwoorde Carol, “In de biologische varkenshouderij waar de staarten eraan blijven, daar komt staartbijten ook voor. Een varken heeft gewoon een bepaalde natuur en regelmatig is natuurlijk diergedrag niet zo mooi.” Er viel nu een stilte en de dierengezant en Carol zagen hoe de stadskat de merel ving, de jonge vogel losjes in de greep hield en er vervolgens enthousiast mee begon te spelen. Dat was ook het moment waarop Carol duidelijk zag waarom het echt ging bij de nieuwe Wet dieren. Niet zozeer om de vraag wat natuurlijk diergedrag is maar om ongebreidelde bemoeimacht. De macht om met een zeer breed geformuleerde wet tot in het oneindige de discussie te openen over de manier waarop boeren hun vee houden en over hoe mensen omgaan met hun huisdier. Een wet als een nooit bot wordend hakmes waarmee tot in het einde der tijden op de veehouderij kon worden ingehakt.
En terwijl de stadskat de jonge merel langzaam doodmartelde, bekeek Carol door haar wimpers de diervertegenwoordigster die nu ook een beetje deed denken aan een wolfje in Bambi-pak.
Tekst: Paul Jacobs
Beeld: Agrio