Bemesten en weidegang nog niet vergunningsplichtig
De rechtbank publiceerde vanmorgen de uitspraak in een zaak die is aangespannen door MOB tegen de Provincie Overijssel. Hierin draait het om de vraag of Provincie Overijssel handhavend moet optreden richting een melkveehouder, omdat die volgens de MOB niet over een vergunning beschikt om zijn eigen percelen te bemesten en zijn koeien te weiden. Over het handhaven heeft de rechter zich niet uitgelaten, blijkt uit de uitspraak. Wel draagt de rechter de Provincie Overijssel op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen over handhaving.
Pas 2020 start weiden
In deze zaak draait het zowel om bemesting als beweiding en tijdens de rechtszaak heeft de Provincie Overijssel niet aannemelijk gemaakt dat beide activiteiten geen negatieve gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied in de buurt. De Provincie Overijssel stelde zich op het standpunt dat het bij beweiden en bemesten om een bestaande situatie gaat die al bestond voordat in 1993 de vogel- en habitatrichtlijn werd ingevoerd. De betrokken veehouder zei tijdens de zitting dat hij pas in 2020 begon met weiden en daardoor had de Provincie moeten onderzoeken of er een effect was op het Natura 2000-gebied. Omdat de Provincie dat niet heeft gedaan, kon de rechter daar geen beslissing over nemen.
Onderbouwing ontbreekt
Over het bemesten van percelen zegt de rechter iets soortgelijks. De Provincie zei tijdens de zitting dat de landbouwpercelen ‘onafgebroken agrarisch zijn bestemd en dat daardoor in wezen onbeperkte mestuitgifte ter plaatse is toegestaan’, maar onderbouwde dat niet. Wel gaf de Provincie aan het te hebben onderzocht, maar kon dat tijdens de rechtszaak niet aan de rechter voorleggen. Daardoor kon de rechter geen beslissing nemen.
Wanneer de Provincie het wel had kunnen onderbouwen en de rechtbank daarin was meegegaan, dan is wel de vraag of de Provincie alsnog een vergunning voor bemesten had moeten afgeven. De rechter verwijst daarvoor naar de rechtszaak van 29 mei 2019 bij Raad van State. Daarin oordeelde de rechter dat het bemesten van percelen niet tot hetzelfde project gerekend kan worden als de stal.
Hoger beroep
De Provincie Overijssel moet nu binnen acht weken, dat is een normale termijn bij bestuursrecht, met een nieuwe beslissing komen en daarin al deze punten moeten onderbouwen. Mocht de MOB het er dan nog steeds niet mee eens zijn, dan volgt er een nieuwe rechtszaak. De andere optie is dat de Provincie in hoger beroep gaat bij Raad van State. Wat de Provincie gaat doen weten ze nog niet. „Wij bestuderen de uitspraak van de rechter. Na het zomerreces worden eventuele vervolgstappen in GS besproken. Inhoudelijk doen wij op dit moment geen uitspraken over de zaak", aldus de woordvoerder.