Veehouder uit Haaften moet drugsafvaldwangsom van ruim half miljoen betalen
De Raad van State is het niet eens met de ex-veehouder dat de onderzoeken die hij heeft laten doen voldoende waren om aan te tonen dat er geen drugsafval (meer) in de mest zat, of in de bodem rondom de stal, zo blijkt vandaag uit een einduitspraak van de hoogste bestuursrechter.
Stal verhuurd
De ex-veehouder ligt al een paar jaar overhoop met de gemeente West-Betuwe na het oprollen van een drugslaboratorium in één van zijn stallen aan de Heerkensdreef in juni 2019. De veehouder heeft altijd met klem ontkend dat hij van het drugslab afwist. Hij had de stal verhuurd en nooit iets verdachts opgemerkt. Na het oprollen van het lab bleek uit een eerste onderzoek dat er drugsafval en amfetaminenresten in de mestkelder zaten. Ook in een weiland bleken er amfetaminen en andere drugsstoffen in de bodem te zitten.
De gemeente West-Betuwe droeg de veehouder op om nader onderzoek te doen om de omvang van de verontreinigingen vast te stellen, de mest als afval af te voeren en de bodem te saneren. De veehouder liet een aantal onderzoeken doen. Daaruit bleek dat er geen drugsresten meer in de mest zaten, die zouden zijn vervlogen. De veehouder meende dat de mest geen afval meer was en als gewoon weer als mest gebruikt kon worden.
Rammelend
De gemeente wees die onderzoeken als onvoldoende en rammelend van de hand. De Raad van State is het daarmee geheel eens, zo blijkt uit de uitspraak. De onderzoeken vertonen volgens het bestuursrechtscollege een flink aantal gaten en blijken uiteindelijk niet waarom de gemeente in drie dwangsombesluiten om had gevraagd. Daarmee staat west-Betuwe geheel in haar recht om twee dwangsommen van elk 90.000 euro en één van 450.000 euro in te vorderen. De veehouder zei eerder tijdens de zitting dat hij dat geld niet heeft en dat hij dan failliet gaat.
Tekst: Jan van Ommen
Beeld: Agrio archief