Onderzoeker: 'Betaal boeren beter en zaai géén randen in'
Fotoserie: Armoedig natuurbeheer en karakterloze bonte bermen
Zóveel soorten zijn al verdwenen. Maar, het barst volgens onderzoeker Benno te Linde wel van de nieuwkomers en van planten die uit tuinen zijn ontsnapt. „Dat gaat van het uit Zuid-Europa afkomstige Straatliefdegras dat tussen straatklinkers een onuitroeibaar onkruid is geworden tot aan de Late guldenroede en het Bezemkruiskruid dat overal opduikt op open zandige bodem. De zaden worden door autobanden verspreid, en door de wind. Ondertussen worden de soorten die op de zandgrond thuishoren steeds zeldzamer." Dus of het nu slechter of beter gaat met de biodiversiteit, kan Te Linde niet zomaar zeggen.
Gemeentes verantwoordelijk
De opruimwoede in Nederland moet worden gestopt, daarmee is al zoveel moois verdwenen volgens de man die het platteland al 40 jaar onderzoekt. „Maar het zijn in de eerste plaats gemeenten en waterschappen die verantwoordelijk zijn voor de enorme teruggang van deze soorten. Door het decennialang klepelen van wegbermen, door het ophogen van wegbermen met aangevoerde grond en door het dumpen van slootbagger op de schouwpaden zijn de meeste bermen en slootkanten ongeschikt geworden als groeiplek voor deze soorten. Gelukkig gaan veel gemeenten de laatste jaren over op ander bermbeheer. Maar voor veel soorten is het wel 2 voor 12.”
Makkelijker en beter boeren
Te Linde wil het boeren makkelijk maken om beter te doen voor de biodiversiteit: „Zaai geen mengsels voor bonte bermen en ook geen ingezaaide akkerranden alsjeblieft." Volgens Te Linde doen die absoluut niets voor de biodiversiteit; hij pleit er wel voor om de randen van percelen dúnner in te zaaien. Als rogge en mais iets minder dik zijn gezaaid, krijgen kamille en korenbloemen weer een kans. Dat zijn de soorten die hier thuishoren, en nog in de grond zijn opgeslagen volgens Te Linde.
Koester een rommelig hoekje
Hoe mooi is het om het oude landschap, door natuur in eeuwen gevormd, te kunnen aflezen aan een bult bijvoorbeeld. „Een heuveltje. Ik vond vorige week in een wetering te Vethuizen, wat soorten die ik er niet had verwacht. Mooi helder water, echt nauwelijks enige vermesting, maar kaarsrecht. Ik zocht thuis terug naar hoe die plek er rond het jaar 1880 uitzag. In níets leek het er nog op.” Met uitzondering van die paar plantenresten.
Nog steeds verdwijnen er oude landschapselementen. Te Linde is stellig; „Je zou zeggen dat het een keer niet meer kán, omdat de wallen, heggen en bomenranden wel ongeveer óp zijn, maar nog altijd worden overal lastige randjes en hoeken weggehaald omdat steeds grotere machines er niet lekker kunnen keren. In deze moderne tijd vol efficiëntie en netheidsdrang, is er geen plek meer voor oude landschapselementen. Terwijl die dus echt waardevol zijn. Het is zó jammer dat er nog onvoldoende binding is met het oude.” Te Lindert zucht. Hij keert geregeld teleurgesteld huiswaarts, maar blijft zijn werk mooi vinden. Hij wil niet gefrustreerd raken.
Keizersbeek en Aastrang
Een berm met sedum, de ‘nieuwste oplossing’, omdat die nooit meer hoeft te worden gemaaid, is te Linde een doorn in het oog. „Je wilt niet weten hoe snel daar onkruiden tussen gaan groeien. Kun je alsnog gaan maaien. En dat idee wordt gelanceerd onder de naam duurzaam!” Te Linde noemt de soortenarme Keizersbeek tussen Aalten en Silvolde. Op een gewone bereklauw treft hij veel insecten, in een bont mengsel bijna geen. In Dinxperlo loopt hij 'een soortenarm blokje' met veel IJle dravik, een gras dat enorm oprukt in bermen in de halfschaduw. Het particuliere Noordijkerveld is wél zorgvuldig beheerd. Langs de Aastrang vindt de onderzoeker weinig bijzonders. Een berm in Oost-Gelre is er op vooruit gegaan vergeleken met de vegetatie die er in 1992 'nog werd platgespoten'. Mooie oude horsten met oude graspollen vond hij bij Mariënvelde, een varenhelmbloem trof hij in Warnsveld, en het melkviooltje waarvan het zaad zeker 100 jaar onder de grond heeft gelegen, is ineens terug. „Dát kan dan een uitzondering zijn omdat er wél is gewoeld in het landschap.” Er gebeuren dus ook leuke dingen. Gelukkig. Door vrijwel dagelijks kilometers te lopen om de Achterhoek in kaart te brengen, ziet Te Linde ook op verscheidene plaatsen fakkelgras opduiken.
Betaal boeren beter!
Boeren moeten volgens Te Linde gewoon goed betaald krijgen voor producten. „Met een goede prijs voor hun producten, hoeven ze ook niet meer te spuiten. Want daar blijven ze helaas nog aan vastklampen omdat hun buurman het ook doet. Of het buurland nog ontheffing geeft. Maar eigenlijk zouden alle boeren zélf moeten zeggen dat ze er per direct, gezamenlijk mee stoppen.”
Te Linde ziet nog niet echt een trend die de goeie kant op gaat wat betreft biodiversiteit, maar is blij dat bijvoorbeeld de gemeente Oost Gelre bermen terugneemt die boeren bij aan hun percelen hadden getrokken. „Ook positief is dat je tegenwoordig overal wel een natuurterrein hebt om te wandelen en rond te neuzen. Dat was toen ik begon, heel anders. Je had in de Achterhoek enkele reservaten waar je een schriftelijke vergunning voor moest aanvragen als je er wilde kijken, die tijden zijn gelukkig voorbij.”
Bij de foto’s
Begin september meet Te Linde in opdracht van provincie Gelderland voor het Landelijk Meetnet Flora van het CBS, nabij het Achterhoekse Mariënvelde. Hij treft er, op een bijna tien jaar geleden afgeplagd stuk grond, onder meer Alpenrus aan. „Alpenrus kwam hier nergens in de buurt meer voor. In de 19e eeuw was de soort bij Ruurlo gevonden en verder nergens. De zaden kunnen eeuwen overleven in de bodem en op afgeplagde terreinen ontdek je dan dat de soort hier vroeger ook moet hebben gegroeid. Het is afwachten of de soort het hier gaat redden. Veel meetpunten van het meetnet in het buitengebied zoals sloten en bermen zijn vervallen, omdat er niets meer te meten viel.” Het meetnet richt zich nu vooral op oude en nieuwe natuur.
Staat van dienst
Benno te Linde is onderzoeker. Hij inventariseerde onder meer een deel van de Ecologische Hoofdstructuur. Aan het eind van de vorige eeuw bracht hij in een groot deel van de Gelderse Achterhoek de flora in kaart. Samen met zijn collega Louis-Jan van den Berg publiceerde hij in 2003 de ‘Atlas van de flora van Oost-Gelderland’ die een gebied van ruim 2200 vierkante kilometer bestrijkt. Sinds 2005 wordt er gewerkt aan een tweede atlas. Te Linde heeft, nu dat project bijna is afgerond, een realistisch beeld van de ontwikkelingen van de Gelderse flora. In 1984 startte hij met meetreeksen op vaste vierkante meters, die geven inzichten in de mogelijkheden van natuurontwikkeling op voormalige landbouwgrond, één van de specialismen van Lindert. Ook botanisch onderzoek van vele agrarische graslanden, staat wekelijks in zijn agenda. Staat van dienst:
- Vegetatieonderzoek Provincie Gelderland 'Meetnet'
- Vegetatieonderzoek Provincie Gelderland 'monitoring wegbermen'
- Kartering van terreinen van Natuurmonumenten: trilvenen in de Wieden, graslanden in de Graafschap en de oostkant v.d. Veluwe
- Karteringen van heidegebieden op de Veluwe
- Vegetatiekartering van de Natura 2000 gebieden: Landgoederen Brummen, Teeselinkven, Wooldse Veen, Bekendelle en het Korenburgerveen.
- Botanisch onderzoek van vele agrarische graslanden
Het werk voor de tweede Atlas van de flora van Oost-Gelderland behelst duizenden uren veldwerk, dit wordt door de onderzoekers Van den Berg en Te Linde zelf gefinancierd.
In de papieren Vee & Gewas van dit weekend, wijst Te Linde verder op het belang van het behoud van bochten en rommelige hoekjes: „Want, let op, waar al het bijzonders is verdwenen, komen de bedrijventerreinen." Nog geen abonnee? Vraag dan hier een abonnement of gratis proefnummer aan.