Schouten: weiden en bemesten blijft vergunningsvrij
Dat geldt in elk geval voor percelen die sinds de zogeheten referentiedatum (de datum waarop een natuurgebied is aangewezen als Natura2000-gebied) continu in agrarisch gebruik zijn geweest; overeenkomstig het bestemmingsplan.
En een wijziging in het agrarische gebruik sinds de referentiedatum mag dan ook niet hebben geleid tot een significante toename van de (stikstof)depositie op Natura2000-gebieden, schrijft Schouten in antwoord op vragen van CDA'er Derk Boswijk. Anders gezegd: als het gebruik van een perceel wel is gewijzigd, maar dat heeft niet geleid tot meer stikstofuitstoot (en dus geen schadelijke gevolgen heeft voor het natuurgebied) is er evenmin een vergunning nodig.
Rechtbank
Schouten sluit hiermee aan op de uitspraak van de rechtbank in Overijssel, van 29 juli. Die zaak was aangespannen door MOB tegen de provincie Overijssel. Volgens Mobilisation for the Environment moest de provincie gaan handhaven tegen een melkveehouder die geen vergunning had voor beweiden en bemesten.
De rechter bepaalde vervolgens dat een vrijstelling van de vergunningplicht geldt als de betrokken activiteit ongewijzigd wordt voortgezet sinds de Europese referentiedatum. In principe stond de melkveehouder dus in z'n recht. Alleen: de bewuste casus was onvoldoende onderbouwd, naar het oordeel van de rechter.
Generieke onderbouwing
Schouten laat verder weten dat ze streeft naar een generieke onderbouwing voor het feit dat er – in principe – geen vergunningsplicht geldt voor beweiden en bemesten. Daar zouden alle veehouders in voorkomende gevallen dan naar kunnen verwijzen.
Uitzonderingsgevallen
Wel houdt de minister nog een slag om de arm voor uitzonderingsgevallen, waarin toch sprake is van een depositietoename ten opzichte van de Europese referentiedatum. In die gevallen moet nog worden beoordeeld of er een vergunningplicht geldt. Het Rijk en de provincies zijn deze situaties op dit moment in kaart aan het brengen, schrijft Schouten. 'Op grond hiervan zal duidelijk worden in welke gevallen er getoetst moet worden of er een depositiestijging plaatsvindt.'