Column: Kabinet zit in een landbouwtunnel
Vorige week lekte uit dat minister Schouten nadenkt over scenario’s met onteigening. Deze week werd het nog gekker en blijkt ook het intrekken van rechtmatig verkregen vergunningen opeens een optie te zijn. Schouten put zich ook deze week weer uit in termen dat het geen beleid is en dat deze keuzes aan een nieuw kabinet zijn. Maar die adviezen en doorrekeningen komen niet zomaar op tafel. En wie het beleid van het ministerie van LNV volgt, mag er vanuit gaan dat de ambtelijke top door wil op de ingeslagen weg, of er nu verkiezingen zijn geweest of niet. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de beantwoording van de Tweede Kamervragen.
Derk Jan Eppink
Op de dag dat NRC vorige week naar buiten kwam met onteigening stuurde minister Schouten antwoorden op stikstof-gerelateerde vragen van Derk Jan Eppink van JA21 naar de Tweede Kamer. De antwoorden hebben het nieuws niet gehaald, maar dat had eigenlijk wel gemoeten. Want het lijkt er sterk op dat de Tweede Kamer weer een beetje het stikstofbos in wordt gestuurd. Ik loop de antwoorden even langs.
Aandeel buitenland
De eerste vraag is welk aandeel het buitenland heeft in de stikstofdepositie, nadat het RIVM de berekeningen opnieuw uitvoerde op advies van de commissie Hordijk. In de beantwoording kiest de minister ervoor om het antwoord aan het jaar 2018 op te hangen. En dan blijkt het aandeel van het buitenland gezakt te zijn van 35,4 naar 35,3 procent. Het is wellicht een prima antwoord op de vraag, maar we leven inmiddels in 2021. Het laatste jaar waar de overheid en de rest van Nederland definitieve cijfers over heeft, is 2019. Die zijn terug te vinden op de website emissieregistratie.nl. Dan valt op dat de uitstoot vanuit landbouw met vijf procent is gezakt en het buitenland gelijk is gebleven. Procentueel moet de emissie uit het buitenland dan juist toenemen. Je mag van de minister verwachten dat zij de Tweede Kamer goed informeert en dus met de laatste beschikbare actuele cijfers.
En weer 2018
Eppink wil ook graag weten hoeveel stikstofdepositie vanuit welke bron waar terechtkomt. Dus niet alleen in natuurgebieden, maar ook op woonwijken en landbouwgrond. Daar heeft de minister geen antwoord op, omdat het RIVM die cijfers niet beschikbaar heeft. Het zou zomaar kunnen dat landbouw netto ontvanger is van stikstof. Ze zou natuurlijk een opdracht kunnen geven om dat uit te laten zoeken en zo de Tweede Kamer goed te informeren, maar daar staat niets over in de antwoorden. Wel een tabel met wederom cijfers uit 2018 en de verwachting van de situatie in 2030 als het gaat om stikstofdepositie in natuurgebieden. Voor landbouw staat er 668 mol stikstof per hectare per jaar. Op basis van de dieraantallen van 2020 weten we al dat het inmiddels is gezakt naar 632 mol. Nog steeds veel, maar toch al weer 5,4 procent minder.
Wel afstandmetingen
En tot hoever vanaf de bron is stikstofdepositie meetbaar? Dan antwoordt Schouten met een heel verhaal waarin staat dat het RIVM en TNO schattingen doen, er alleen cijfers zijn van stikstof in de lucht en niet op de grond en dat er daardoor altijd modelberekeningen nodig zijn. Tot een afstand komt het niet. Maar er zijn wel degelijk meetgegevens voorhanden. Zo is er in het Drentse Dwingelderveld al eens gemeten en ook in het buitenland zijn metingen beschikbaar, zoals in Denemarken. Daaruit blijkt dat de afstand van stikstof in de lucht vanuit landbouwbedrijven maximaal 350 meter is. Daarna is het niet meer te meten. En veruit de meeste stikstof wordt binnen 150 meter gemeten. Als die rapporten wel voorhanden zijn, waarom meldt de minister dat dan niet?
Grote onzekerheden
De onzekerheid van de cijfers, die de overheid gebruikt voor het stikstofbeleid, zijn ook schokkend. Schouten raamt de onzekerheid bij ammoniakuitstoot bij landbouw op 29 procent, bij industrie op 55 procent en bij energie en vervoer zelfs op 132 procent. Op vraag 6 antwoordt de minister dat de onzekerheden bij berekende deposities en de herkomst van deposities 35 procent is op een schaalniveau van 1 km2. Dus als je Aerius andersom laat draaien, zoals professor Erisman deed voor zijn rapport ‘Naar een ontspannen Nederland’, wijst het model piekbelasters aan met een afwijking van 35 procent naar boven en beneden. Dat is heel veel.
Geen bodemdata
Schouten benadrukt in haar antwoorden ook nog maar weer eens een keer dat er in natuurgebieden alleen in de lucht wordt gemeten en de data vervolgens worden gemodelleerd. Uit onderzoek van Hanekamp en Briggs weten we inmiddels dat dit leidt tot onjuiste hoge waarden. Uit haar antwoorden op vraag 9 en 10 wordt duidelijk dat het ministerie niet beschikt over bodemdata van natuurgebieden van de afgelopen 30 jaar. Daarmee geeft de minister in feite aan dat ze niet weet wat er in natuurbodems gebeurt, welke verzurende stoffen er in voorkomen (naast stikstof kan dat bijvoorbeeld ook zwavel zijn) en in welke mate er sprake is van vermesting van de natuur of een accumulatie van stikstof in de bodem.
Gelukkig is het RIVM in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat inmiddels in 2020 wel begonnen met meten, maar het is nog niet duidelijk wanneer daar een rapportage over komt. Je zou verwachten dat de minister dat even meldt bij haar antwoord aan de Tweede Kamer, maar helaas. En tussentijdse resultaten zouden er ook al wel kunnen zijn verwacht ik, want we zijn al weer bijna een jaar verder.
Geen piekbelaster
Als je dat allemaal bij elkaar optelt, is de schokkende conclusie dat de overheid niet weet of landbouw wel de grote factor is van verzuring in natuurgebieden, de overheid niet wil weten welke afstand stikstof aflegt vanuit een landbouwbedrijf en de onzekerheden in de modellen zeer groot zijn. Daarmee is de conclusie dat de overheid eigenlijk helemaal geen piekbelasters kan bepalen en waar dat wel kan bij landbouwbedrijven de aantallen wel eens beperkt kunnen zijn. Terwijl de voorbereiding van het huidige kabinet op besluiten die een volgend kabinet zal nemen juist wijst op het aanwijzen, opkopen, onteigenen en vergunningontneming van boerenbedrijven. Je mag van een overheid verwachten dat er onder zo’n rigoureus beleid een goede onderbouwing zit in plaats van enkel een politieke visie. Want daar lijkt sprake van, helemaal wie het antwoordt van Schouten bestudeerd op de laatste vraag van Eppink.
Landbouwtunnel
Hij wilde namelijk ook weten welke oorzaken ten grondslag liggen aan de achteruitgang van de biodiversiteit. Daar doen we het immers allemaal voor. Je zou verwachten dat landbouw daar hoog op scoort, omdat landbouw en natuur op het platteland sterk met elkaar zijn verweven. Landbouw prijkt wel bovenaan met 29 procent als grootste drukfactor, maar dat betekent dat 71 procent van de achteruitgang van biodiversiteit een andere oorzaak heeft. Misschien mis ik iets door mijn focus op landbouwbeleid, maar ik lees daar in beleidstukken en media weinig over het verminderen van die andere oorzaken. Het kabinet lijkt vooral in een landbouwtunnel te denken.