Overijssel neemt definitief geen actie om veevoerfabrieken in dorpskernen te verplaatsen
Gedeputeerde Staten gaf Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO) in het voorjaar van 2021 de opdracht om onderzoek te doen naar de urgentie en haalbaarheid van het verplaatsen van veevoerfabrieken uit dorpskernen. Deze zouden namelijk een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid en ontwikkeling van het woon- en winkelgebied van dorpskernen.
De bevindingen van HMO, een bedrijf dat zich bezighoudt bezig met het opknappen en revitaliseren van verouderde bedrijventerreinen, zijn dat het maar om een beperkt aantal bedrijven gaat en dat de urgentie om deze te verplaatsen laag is. Daarnaast zijn de kosten van een verplaatsing hoog en zijn de omstandigheden om tot een succesvolle verplaatsing te komen maatwerk en complex, zo staat te lezen in de besluitenlijst van Gedeputeerde Staten. Provincie Overijssel heeft de financiële ruimte niet om de betreffende veevoerfabrieken te verplaatsen dus heeft het besloten geen verdere actie te ondernemen.
Alsnog onderzoek
De aanleiding voor het onderzoek waren de Statenvragen die Annemieke Wissink (PvdA) en Dinand Leferink (VVD) in juni 2020 stelden over veevoerfabriek ABZ in het centrum van Markelo. Destijds besloot de provincie ook geen actie te ondernemen, ingegeven door een eerder onderzoek van HMO naar het kostenplaatje van een verplaatsing van ABZ.
Echter bij de behandeling van de provinciale begroting van 2021 - die plaatsvond in het najaar van 2020 - werd er alsnog een motie aangenomen om een inventarisatie te laten uitvoeren naar waar ‘solitaire industriële bedrijven de leefbaarheid in het woon- en winkelgebied van kernen aantasten’.