Het geld ligt op de voergang
In 2019 hebben wij een studiebijeenkomst georganiseerd met als titel “Het geld ligt op de voergang”. Door de groeiseizoenen die achter ons liggen en de ontwikkeling van de krachtvoer- en kunstmestprijzen is dit thema nu actueler dan ooit.
De teelt van ruwvoer is in 2019 en 2020 gekenmerkt door droogte. In 2021 waren er hoge opbrengsten, maar dit was de oorzaak van niet tijdig te kunnen oogsten. Dit zorgt ervoor dat er wisselende voedingswaarde zijn. We staan nu weer aan het begin van een nieuw groeiseizoen. Er mag binnenkort weer mest uitgereden worden. De vraag is nu: wat doen we met al die ervaringen van de afgelopen drie jaar?
De basis voor het produceren van melk, is dat de koe het ruwvoer zo efficiënt mogelijk om zet in melk. Daarbij spelen veel randvoorwaarden een rol, zoals huisvesting, welzijn, koe comfort en diergezondheid. Dit is allemaal heel belangrijk, maar het allerbelangrijkste is dat de koe voldoende wil eten. Eet de koe niet voldoende, of neemt deze niet genoeg voedingsstoffen op? Dan kunnen alle randvoorwaarden perfect zijn, maar komt er geen melk.
Maar wat is economisch gezien goed ruwvoer? Dat is ruwvoer waar de koe wat mee kan én waar de koe veel van wil opnemen. Voor het voer op de voergang ligt, zijn er al veel handeling uitgevoerd met risico’s op verliezen. Bijvoorbeeld mengverliezen, uitkuilverliezen, conserveringsverliezen, inkuilverliezen, veldverliezen, groeiverliezen en bemestingsverliezen. Met al die risico’s vergt het goed vakmanschap en een beetje geluk om goed voer op de voergang te krijgen. Daarnaast is er nog de keuze: inkuilen met de opraapwagen, hakselen en de fijnheid van het ingekuilde product, of stalvoedering met vers gras. In ons brancheteam food en agri is daar veel kennis over, schroom niet om die erbij te betrekken.
Nu we aan de voorkant van een nieuw seizoen staan en weten welke risico’s er allemaal zijn, is het noodzakelijk om een goed plan te hebben voordat de bemester het land op rijdt. Dat begint met het weten wat de bodem nodig heeft, en welke mineralen in de drijfmest aanwezig zijn. Met andere woorden, bemonster ook de drijfmest. Het tekort aan mineralen kan niet altijd voorkomen worden, maar het juist inzetten van de mineralen waar je al over beschikt, zorgt ervoor dat je deze niet hoeft aan te kopen. Vervolgens kan je heel gericht dure kunstmest inzetten. Dat hoeft niet altijd te zijn voor 3.500 kg ds/ha, maar bemest met de vraag welke kwaliteit je wil en op welk moment je wil oogsten. Dit bespaart altijd krachtvoer.
Het rantsoen aanvullen aan het voerhek kan nodig zijn, maar bij goed ruwvoer hoeft er zo min mogelijk gecorrigeerd te worden. De economische resultaten leren ons dat als het lukt om veel goed ruwvoer in de koe te krijgen, er geld te verdienen valt!
BEZUINIG NIET OP GOED RUWVOER