CDA en SGP geïnteresseerd in latente bemestingsruimte voor PAS-melders
Doordat de overheid sinds het implementeren van de habitatrichtlijn in 1994 strengere normen voor mestaanwending heeft ingevoerd, voor zowel de hoeveelheden als de emissie, ligt daar mogelijk ruimte om PAS-melders mee te legaliseren. Volgens het Inter Provinciaal Overlegorgaan kan dat waarschijnlijk niet met een generieke maatregel, maar liggen er wellicht mogelijkheden op bedrijfsniveau.
De redactie heeft het artikel voorgelegd aan een aantal Tweede Kamerleden en het ministerie van LNV om te polsen of zij het kansrijk achten. Alle politieke partijen houden daarbij slagen om de arm, omdat de juridische houdbaarheid moeilijk is in te schatten. Derk Boswijk van het CDA staat er redelijk positief in. „Interessant stuk. Ik weet dat meerdere mensen hier nu naar kijken en ik ben voornemens om hier vragen over te stellen aan de minister.”
Vergunningvrij
Thom van Campen van de VVD reageert iets voorzichtiger. „Wat mij betreft heeft legalisering van PAS-melders de allergrootste prioriteit. Als ik het goed begrijp is het een voorstel om te salderen met latente ruimte die is ontstaan door stikstofreductie van bemesting ten opzichte van de referentiesituatie. Het zou heel fantastisch zijn als we hier PAS-melders mee kunnen helpen, maar we moeten waken voor valse hoop. Ik begrijp de reactie van het IPO eerlijk gezegd wel. Bemesten is vergunningvrij. Bovendien zou het een vorm van extern salderen zijn met latente ruimte. Zowel de instrumenten extern salderen, als inzet latente ruimte wachten momenteel op uitspraak van de Raad van State. Het lijkt me goed dat af te wachten.”
Randeffecten
Roelof Bisschop van de SGP heeft samen met zijn beleidsmedewerker Hans Maljaars het rekenvoorbeeld uit het artikel in een simpele vorm in Aerius gezet, om te bezien wat de consequenties zijn. „We zien inderdaad netto reductie van niet alleen de emissie, maar ook van de depositie. Je krijgt wel te maken met de zogenaamde randeffecten, waardoor er op sommige punten ook een fictieve depositietoename plaatsvindt. Hier zou dan een mouw aan gepast moeten worden.”
Maljaars maakt ook het voorbehoud betreffende het referentiejaar. „Voor N2000 gebieden die 1994 als referentiedatum hebben, kan het goed uitpakken. Het wordt lastiger voor N2000 gebieden die pas in bijvoorbeeld 2004 aangewezen zijn. Dat laatste komt meer voor dan het eerste. Het maakt ook uit of de locatie van percelen veranderd is, dus ligging ten opzichte van de Natura 2000-gebieden, en de omvang van het areaal. Dat vergt aardig wat rekenwerk, maar het is te doen lijkt me. Kortom, het is erg van de situatie afhankelijk of er via deze route een positief resultaat uit zou kunnen komen. Het zou wel goed zijn als deze route verkend wordt en ondernemers in de gelegenheid gesteld worden om bemesting/beweiding integraal mee te nemen in hun aanvraag en dat de handvaten hiervoor gegeven worden.”
Reactie LNV
Tenslotte is ook het ministerie van LNV nog om een reactie gevraagd. De woordvoerder geeft precies dezelfde reactie als het Inter Provinciaal Overlegorgaan al in het artikel deed. „Die reactie hebben we samen met IPO afgestemd, nadat wij er eerst inhoudelijk naar gekeken hebben.”