Rijn en IJssel stelt onttrekkingsverbod oppervlaktewater in
Het waterschap controleert veelvuldig en treedt streng op tegen overtreders van dit verbod.
De komende weken zijn hoge temperaturen en weinig regen voorspeld. Rijn en IJssel verwacht dat het water in de beken en rivieren verder daalt en dat er meer beken droogvallen. Ook de waterkwaliteit zal verder achteruitgaan. Het neerslagtekort is nu 231 mm en zal de komende dagen verder toenemen. Dit is veel droger dan normaal voor deze tijd van het jaar. De situatie is te vergelijken met de extreme droogten van 1976, 2018 en 2019, aldus het waterschap.
Grondwater
Er geldt geen verbod voor het onttrekken van grondwater. Het grondwater is wel lager dan normaal voor deze tijd van het jaar in het hele werkgebied van het waterschap Rijn en IJssel, maar is nog niet zo laag als in eerdere extreem droge jaren. Het waterschap houdt de grondwaterstand de komende tijd in de gaten en besluit over een verbod op het oppompen van grondwater als dit nodig blijkt.
Vallei en Veluwe
Ook in de Gelderse Vallei en de IJsselvallei is het droog. Waterschap Vallei en Veluwe hanteert al twee maanden een onttrekkingsverbod voor oppervlaktewater. De grondwaterstand zit in het werkgebied bij de 10 tot 25 procent droogste jaren. Volgens een woordvoerder begint de situatie zorgelijk te worden. „De komende vijf dagen zakt het waterpeil in de IJssel nog 20 centimeter, en waarschijnlijk nog verder. Dan wordt het kritiek, omdat de waterstand dan te laag wordt om via de gemalen in Terwolde en Zalk nog water vanuit de IJssel het achterliggende gebied in te laten.”
Vechtstromen
Bij Waterschap Vechtstromen is de situatie minder kritiek. Dankzij de vele regen van februari en april zit het grondwaterpeil in het Overijsselse deel van het werkgebied nog binnen de bandbreedte van wat acceptabel is, volgens de woordvoerster. Het neerslagtekort is nu 162 millimeter. „Pas als het boven de 250 millimeter komt, moeten we maatregelen nemen.”
Daarbij hanteert Vechtstromen jaarrond de zogenoemde beregeningsregeling. Die bepaalt dat boeren alleen mogen beregenen uit oppervlaktewater als er nog water stroomt over de eerstvolgende stuw.