Column: LTO Noord doet het werk van provincies
Het is een opvallend maar tegelijk ook een logische reactie vanuit de agrarische sector, om zelf onderzoek te gaan doen naar de staat van de natuur. De afgelopen jaren kwamen er verschillende voorbeelden naar boven, waaruit blijkt dat natuurambities op papier prima gedijen maar in de praktijk onhaalbaar of zelfs utopisch zijn.
In Drenthe schrapte de provincie dit jaar stikstofgevoelige natuur van de natuurkaart, omdat die beoogde natuur op de ingetekende plekken in het natuurgebied Mantingerveld niet voorkwam en de milieucondities ook niet aanwezig zijn om het te realiseren. Dat gebeurde niet na eigen onderzoek door de Provincie Drenthe, maar doordat akkerbouwer Wiljo Hepping op onderzoek ging en via de Wet openbaar bestuur informatie boven tafel kreeg en vooral vol hield dat het niet klopte.
Je zou verwachten dat een overheid, in dit geval de Provincie Drenthe, dat zou aangrijpen om nog eens kritisch naar alle ingetekende natuur te kijken, maar dat gebeurt niet.
Ganzen
Een ander voorbeeld is de sterk gegroeide ganzenpopulatie. Met hun stront vervuilen ze Natura 2000-gebieden. Het wordt alleen niet meegenomen in het beleid en Aerius, waardoor het buiten het zicht blijft van mensen die achter hun bureau zitten. Boeren worden zo afgerekend op een klein beetje berekende depositie, maar de olifant in de kamer blijft buiten schot. Dan wordt de natuurkwaliteit niet beter, ook al haal je alle berekende piekbelasters weg.
Hepping en Remkes
LTO Noord pakt nu dus de handschoen op die provincies laten liggen. Ze zijn geïnspireerd door de casus van Wiljo Hepping, maar ook door het advies van Johan Remkes dat er meer naar de feitelijke staat van de natuur gekeken moet worden in plaats van enkel de kritische depositiewaarde. En omdat er momenteel veel beheerplannen, die een juridische status hebben, door provincies worden vernieuwd, is het zaak dat onhaalbare doelstellingen er uit gaan. LTO Noord is bang dat de vernieuwing van die plannen vooral gebaseerd blijft op informatie die gebruikt is voor de bestaande beheerplannen. De nieuwe inzichten worden dan niet meegenomen en fouten die zijn gemaakt blijven er inzitten.
Recreatie en onderhoud
De belangenorganisatie heeft de afgelopen weken voor drie gebieden onderzocht, wat de staat van de natuur is. Het onderzoek beperkte zich tot de habitattypen in Witterveld (hoogveen), Bakkeveense Duinen (zand) en Alde Feanen (laagveen). In het onderzoek zijn de volgende rapporten naast elkaar gelegd: het aanmeldbesluit in 2004, het aanwijzingsbesluit van de habitattypen in de periode 2011-2013, wijzigingsbesluiten, beheerplannen en de Standaard Data Formulieren.
Volgens beleidsmedewerker Abel Kooistra levert dat interessante inzichten op. Zo blijkt stikstof wel een drukfactor te zijn voor deze gebieden, maar is het niet de belangrijkste. De zandverstuiving in de Bakkeveense duinen telt geen enkele kwalificerende soort meer, dus in feite bestaat dat habitattype niet op die plek. En dat komt doordat de verstuiving op een beschutte plek ligt en de wind er geen vat op krijgt en de recreatiedruk te hoog is. In de Aelde Feanen draait het ook niet om stikstof, maar vooral om grondwater en watersport die de natuurkwaliteit aantast. En uit de beheerplannen blijkt ook dat het beheer en onderhoud te wensen overlaat, waardoor de natuurkwaliteit achterblijft.
Verschillen in rapporten
Interessant vindt Kooistra ook de bevinding dat er verschillen zitten in al die rapporten als het gaat om de natuurkwaliteit. Zo staat in het beheerplan van de Bakkeveense Duinen een gunstigere natuurkwaliteit dan in het Standaard Data Formulier die het ministerie van LNV naar Brussel stuurt.
En wellicht de belangrijkste conclusie is dat in alle drie de beheerplannen staat dat er ‘wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel is dat de instandhoudingsdoelstellingen op termijn kunnen worden gehaald’. Dus verslechtering wordt voorkomen en dat is een eis die rechtstreeks voortvloeit uit de Habitatrichtlijn. En waar het gaat om verbetering van de kwaliteit of uitbreiding van het oppervlakte van een habitattype gaat het volgens diezelfde beheerplannen goed komen in de komende twee beheerplanperiodes. Er zijn dus geen grote zorgen dat het op termijn niet goed komt met de natuur.
Alle gebieden
Voor Kooistra en zijn twee collega beleidsmedewerkers geven deze inzichten voldoende aan dat er eigenlijk voor ieder Natura 2000-gebied zo’n analyse moet komen. Zij gaan het in ieder geval doen voor Friesland, Groningen en Drenthe. Dan staan boeren sterker in de onderhandelingen die plaatsvinden of al gaande zijn rondom de gebiedsplannen. En na zo’n papierenexercitie blijkt het ook zinvol te zijn om met bewoners en boeren rondom zo’n gebied de bevindingen te delen, waardoor er nog extra gebiedskennis op tafel komt.
Feiten
Het is een mooie manier om de landbouwsector weerbaarder te maken. Maar het blijft wel bijzonder dat het nodig is. Provincies zijn immers verantwoordelijk voor het natuurbeleid, dus ook voor de juiste informatie. Dat er af en toe een tip gegeven wordt die het beleid iets bijstuurt is prima. Dat een landbouworganisatie structureel alles moet gaan nalopen om de feiten op tafel te krijgen, gaat veel te ver.