Drijfmest uitrijden op bouwland mogelijk vanaf 16 maart
Het ministerie wijzigt het besluit Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn dat op 1 januari van dit jaar is ingegaan. Daarin staan maatregelen om de nitraatuitspoeling te verminderen. De besluiten zijn 27 december in de Staatscourant gepubliceerd, dus per direct ingegaan.
Uitrijden drijfmest
Het ministerie stelt de uitrijdatum voor drijfmes of vloeibaar zuiveringsslib op bouwland met een maand uit naar 16 maart. Hierdoor zal de bemesting dichter op de inzaai van het gewas plaatsvinden en wordt tussentijdse uit- en afspoeling naar grond- en oppervlaktewater verminderd. Dit heeft een positief effect op de waterkwaliteit, schrijft het ministerie in het besluit. De periode waarin niet mag worden uitgereden wijzigt dus van 1 augustus tot en met 15 februari naar 1 augustus tot en met 15 maart.
Omdat voor een aantal gewassen (bloemkool, aardappelen, granen, broccoli en bloembollen) vroege bemesting nodig is voor de ontwikkeling van de plant, worden deze teelten uitgezonderd van het bovenstaande verbod. Het moment van inzaaien, poten of planten van een gewas dat eerder bemesting nodig heeft dan 15 maart, is vrijgelaten.
Meldplicht
Voor deze gewassen is met het oog op handhaving een meldplicht ingesteld, waarbij een boer aangeeft welke grond hij vroegt wenst te bemesten. Hierdoor kan met een administratieve controle inzichtelijk worden gemaakt of een toegestaan gewas geteeld gaat worden op een perceel waarvoor vroege bemesting is toegestaan mocht worden.
Strorijke mest
In tegenstelling tot de drijfmest is de periode van het uitrijden voor strorijke mest (vaste mest waarin zichtbaar een substantiële hoeveelheid stro aanwezig is) verruimd. Het uitrijden van strorijke mest op grasland en bouwland gelegen op zand- en lössgronden is mogelijk van 1 januari tot en met 1 september. Dit was eerder van 1 februari tot 1 september. Vaste strorijke mest heeft een positief effect op de bodemkwaliteit en kan de insectenbeschikbaarheid voor weidevogels stimuleren, zo staat in het besluit.
Er is niet gekozen voor een verschuiving van de verlenging van de uitrijdperiode in het najaar, omdat het ministerie verwacht dat dit tot meer uitspoeling leidt. dit kan uiteindelijk niet bijdragen aan de verbetering van de waterkwaliteit. 'Hoe later in het seizoen bemest wordt, hoe groter het risico op uitspoeling'.
Rotatie rustgewassen
Op alle percelen landbouwgrond op zand- en lössgronden geldt een rotatieschema waarbij eens in de vier jaar een rustgewas wordt toegepast, de zogeheten 1:4 rotatie rustgewassen. Daarmee sluit nederland aan bij de looptijd van het zevende actieprogramma. Dit rotatieschema kan zowel op perceelsniveau door de jaren heen, als door middel van strokenteelt op een perceel binnen een jaar worden toegepast. Dit geldt op zand- en lössgronden op alle percelen, dus ook bij graasdierhouders.
Deze maatregel geldt niet voor de biologische sector omdat zij met ander rotatiesysteem werken met hetzelfde doel, namelijk minder uitspoeling en een goede bodemkwaliteit.
Reacties
Hoe kijken boerenorganisaties naar de drie maatregelen? Onder andere LTO, de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV), de Nederlandse Vakbond Akkerbouwers (NAV) en Cumela reageerden via een internetconsultatie op de wijzigingen.
Uitrijden drijfmest
LTO ziet deze maatregel als een vorm van kalenderlandbouw en pleit voor meer flexibiliteit in het streven om zaaien en bemesten zo dicht mogelijk bij elkaar te laten plaatsvinden. Cumela ziet knelpunten in relatie tot de capaciteit bij loonwerkers. Enkelen stellen alternatieven voor, zoals een verbod op het uitrijden bij regen of het uitgaan van de temperatuur in de bodem of de temperatuursom als basis voor het kunnen uitrijden.
Uitrijden strorijke mest
LTO, NMV en NAV zijn positief over de verruiming van de uitrijdperiode voor strorijke mest. Daarnaast vraagt LTO om een verduidelijking van de definitie van een 'substantiële hoeveelheid stro' in strorijke mest.
Het ministerie ziet is op dit moment geen aanleiding om de bestaande definitie van strorijke mest in het besluit aan te passen. In beginsel is de maatregel bedoeld voor het uitrijden van vaste mest afkomstig van een huisvestingssysteem waarin stro wordt gebruikt om daarop landbouwhuisdieren te houden. Ook natuurgras en olifantsgras kunnen hier onder vallen, mits de resten van deze droge stroachtige plantenresten duidelijk zichtbaar zijn in de mest en voldoen aan de eisen van substantiële hoeveelheden stro. Het stro moet duidelijk met het blote oog herkenbaar zijn in de op het land uitgereden mest en moet gelijkmatig in de mest verdeeld zijn.
Verplichte 1:4 rustgewassen
Meerdere partijen hebben moeite met de introductie van een verplichte 1:4 rotatie rustgewassen. Enkelen geven aan dat deze maatregel een inkomensachteruitgang voor de boer betekent en vragen om een compensatie in het jaar dat een rustgewas wordt geteeld. Ook vraagt een enkeling om een ondergrens van 15–20 hectare waarbij vrijstelling van de maatregel geldt en een enkeling geeft aan dat een 2:4 rotatie bij aardappelen gewenst is.
Het kabinet ziet dat het telen van een rustgewas zal ingrijpen op het verdienvermogen van de boer. Deze verplichting is daarom ook specifiek gericht op de gebieden met de grootste opgave voor de waterkwaliteit, waar rustgewassen voor een noodzakelijk verbetering kunnen zorgen. Op de lange termijn kan een rustgewas bijdragen aan een betere bodemkwaliteit, dit kan bijdragen aan betere opbrengsten. Het kan vanuit bedrijfseconomisch perspectief nog interessant zijn juist de eerste jaren een rustgewas te telen, en de laatste jaren een intensieve teelten te telen, wanneer daar mogelijk meer vraag naar is. Er is geen bezwaar om vaker dan een keer per vier jaar een rustgewas te telen.
Regeldruk
De NMV noemt de stapelende regeldruk die het gevolg is van een afzonderlijke meldplicht voor het telen van rustgewassen. Een opgave via 'Mijn percelen' zou genoeg moeten zijn. Een enkele boer geeft aan dat deze maatregel problemen oplevert bij een groot perceel zonder bijvoorbeeld sloten of wegen. Meerdere melkveehouders geven aan dat zij grond ruilen met akkerbouwers en verwachten dat hun rotatie niet goed beoordeeld wordt.
Er is geen afzonderlijke meldplicht voor het telen van rustgewassen, reageert het ministerie; 'De gegevens verzamelt in de Gecombineerde Opgave zijn hiervoor afdoende. Bij een groot perceel is het van belang dat na 4 jaar op het hele perceel een rustgewas heeft gestaan. In de praktijk zal dit niet op de meter nauwkeurig worden gecontroleerd. Het blijft wel de verantwoordelijkheid van de landbouwer om deze roulatie te verspreiden over zijn perceel. De rotatie van rustgewassen wordt beoordeeld op perceel niveau, grondruil vormt dus geen belemmering voor deze maatregel. Hiermee kan rotatie juist makkelijker gehaald worden'.
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Tweede Kamer