Akkervogeltips
Voedselveldjes en Vogelakkers
Zorg voor een rijker mozaïek aan gewassen
Vervang veelvoorkomende gewassen (zoals wintergranen, maïs, aardappel) deels door zomergranen zodat een rijker mozaïek aan gewassen aanwezig is.
Zorg voor voldoende zomervoedsel
Leg brede (> 10 m) akkerranden aan langs percelen met geschikte en veilige broedgewassen, zoals zomer- en wintergranen en luzerne. Luzerne heeft een goede structuur en hoogte voor veldleeuweriken. De eerste maaibeurt is pas eind mei en de tijd tussen twee maaibeurten bedraagt circa 50 dagen. Dit past goed bij de broedcyclus van de veldleeuwerik.
Zorg voor wintervoedsel
Laat stoppels van bieten en aardappelen staan of laat een graanakker gedeeltelijk ongeoogst. Hierdoor blijven zaden aan de oppervlakte beschikbaar. In graanstoppels kan zich ook nog een onkruidvegetatie ontwikkelen. Dit dient dan als voedsel voor onder andere patrijzen, geelgorzen en veldleeuweriken in de winter. Uit onderzoek blijkt dat verschillende soorten akkervogels ’s winters graanstoppels verkiezen boven grasland, akkers met wintergraan en kale akkers. Graanstoppels hebben twee voordelen voor akkervogels: ze bieden dekking én toegankelijk voedsel. Overwinterende graanstoppels zijn vooral gunstig voor zaadeters als veldleeuwerik, patrijs, geelgors en kneu, maar ook voor muizeneters als torenvalk, blauwe kiekendief en uilen. Voor overwinterende graanstoppels hoeft geen grond uit productie te worden genomen. Het is dus een relatief goedkope maatregel.
Vogelakkers voorzien in veilige nestgelegenheid
Creëer een wintervoedselveldje
Een wintervoedselveldje is een perceel of strook waar granen en andere zaaddragende planten (bijvoorbeeld bladrammenas) niet worden geoogst of ondergeploegd, maar tot ver in de winter blijven staan. Ze vormen in de herfst en winter een rijke voedselbron voor vogels en bieden ook dekking. De gewaskeuze is afhankelijk van de soorten vogels die je wilt aantrekken en/of die in jouw regio voorkomen. Vinkachtigen komen vooral af op gewassen met oliehoudende zaden (bladrammenas, zwarte mosterd), patrijzen en gorzen zijn afhankelijk van zetmeelhoudende zaden zoals graankorrels. Geelgorzen hebben een sterke voorkeur voor tarwe en haver. Leg deze wintervoedselveldjes alleen aan naast bomen, struwelen of hagen, waarin bijvoorbeeld geelgorzen bij gevaar (de sperwer!) dekking kunnen zoeken. Laat wintervoedselveldjes minimaal tot half maart ongemoeid, of zolang als akkervogels er gebruik van maken.
Leg een vogelakker aan
Meer ruimte beschikbaar? Een vogelakker bestaat uit een afwisseling van stroken met een meerjarig groenvoedergewas zoals rode klaver (zandgrond) of luzerne (kleigrond) en stroken natuurbraak ingezaaid met een mengsel van grassen, granen en kruiden. Het aandeel luzerne of klaver in de vogelakker is ongeveer 75 procent van de oppervlakte, het aandeel natuurbraak 25 procent. Sommige soorten akkervogels zoals de veldleeuwerik en de kwartel, zijn gebaat bij deze volveldse maatregel. Deze soorten vermijden rand- en overgangssituaties en verblijven liefst in het midden van landbouwpercelen. De veldleeuwerik is erg afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte en veilige nestgelegenheid. Vogelakkers voorzien hierin.
Zorg dat kruiden en insecten kunnen overleven
Laat de buitenste randen van gewassen, waar opbrengsten toch al vaak lager zijn, onbespoten, zodat kruiden en insecten er kunnen overleven. Hoe meer insecten, hoe groter de overlevingskansen van kuikens.
Beeld: Vogelbescherming
Bron: Vogelbescherming