Wat wil de gele kwikstaart?
Gele kwikstaart is dol op akkerbouwgebied
Felgekleurd met lange staart
Kwikstaarten zijn slanke vogeltjes ter grootte van een mus, maar dan met een lange staart. Mannetjes zijn herkenbaar aan de blauwe kop met witte wenkbrauwstreep, aan de kanariegele onderzijde en olijfgroene rug. In tegenstelling tot de mannetjes zijn de vrouwtjes veel bescheidener van kleur en missen zij de blauwe kop.
Wipstaart
Foerageren doen gele kwikstaarten graag op weilanden met schapen, koeien en paarden. Ze pikken dan vaak met een kort sprintvluchtje insecten op die door het grazende vee worden opgejaagd. Bij dit gedrag wippen ze de staart regelmatig met felle schokkende bewegingen op en neer: het typische ‘kwikken’ van de staart. ‘Kwikken’ is een ouderwets werkwoord dat ‘wippen’ betekent. Als we de kwikstaart tegenwoordig een naam zouden moeten geven, zou het dus waarschijnlijk ‘wipstaart’ worden.
Gele kwikstaarten zien?
Gele kwikstaarten trekken in zuidelijke tot zuidwestelijke richting weg om via Frankrijk en Spanje naar Afrika te vliegen. De meeste gele kwikstaarten overwinteren in het Sahelgebied. Je ziet doortrekkers in Nederland in groepen vanaf eind maart tot in mei en in het najaar vanaf half augustus tot eind september. Tijdens de voorjaarstrek kan langs de kust bij krachtige (zuid)oostenwind stuwing optreden, wat betekent dat ze langs de kust blijven vliegen. Woon je in Zeeland of in Groningen en wil je ze gaan bekijken? Vooral bij Breskens en de Eemshaven zijn gele kwikstaarten te zien die verder doortrekken naar het noorden. Maar ook in het binnenland kun je in het voorjaar groepjes gele kwikstaarten op doortrek naar het noorden aantreffen.
Vroeger broedden gele kwikstaarten veel in graslanden, maar tegenwoordig zijn ze veel meer een akkervogel
Broedperiode
De gele kwikstaart broedt van eind april tot in juli en heeft doorgaans een of twee legsels met vier tot zes eieren. De broedduur bedraagt twaalf tot veertien dagen. Gele kwikstaarten maken hun nesten goed verstopt op of in een kuiltje in de grond, vaak in landbouwgewassen. Vroeger broedden ze veel in graslanden, maar tegenwoordig is de gele kwikstaart veel meer een akkervogel. Hun favoriete gewas is vooral graan, vervolglegsels leggen ze vaak in gewassen als aardappel en suikerbiet. Ze broeden ook graag in bollenvelden. De jongen blijven tien tot dertien dagen op het nest en zijn daarna binnen enkele dagen vliegvlug.
Grote familie
De gele kwikstaart heeft een groot aantal ondersoorten. Zie je een groep kwikstaarten? Let dan eens op vogels met een afwijkende koptekening. In de kustgebieden tref je regelmatig Engelse kwikstaarten tussen de ‘gewone’ blauwkoppige kwikstaarten. Die onderscheiden zich van de gewone gele kwikstaarten door hun geelgroene kap in plaats van een blauwe en door een gele oogstreep in plaats van een witte. In ons land is het echter wel een schaarse doortrekker en broeden doen ze al helemaal weinig hier. Als dat wel het geval is, broeden ze in de kustgebieden en vooral in de Bollenstreek bij Hillegom en Lisse.
Een andere ondersoort die je kunt treffen is de noordse kwikstaart. Mannetjes herken je aan de zwarte oog/wangvlek, en de donkergrijze kap. De noordse kwikstaart broedt, zoals de naam al doet vermoeden, in (Noord-)Scandinavië en doet Nederland aan op doortrek van en naar Afrika. In goede jaren kun je in mei honderden noordse kwikstaarten tellen als je zou willen. Maar door heel Nederland maak je in het voorjaar kans om groepjes noordse kwikstaarten te zien.
Verre voedselvluchten
In de broedtijd maken gele kwikstaarten voedselvluchten tot wel 1,5 kilometer ver. Ter vergelijking: veldleeuweriken komen hooguit tot 300 meter. Gele kwikstaarten in akkerbouwgebieden broeden grotendeels in relatief ‘veilige gewassen’ zoals wintertarwe (vaak binnen 1 meter van een spuitspoor in dit gewas) en aardappelen. Dat zou een reden kunnen zijn waarom de gele kwikstaart het in de Nederlandse akkerbouwgebieden nog best goed doet in tegenstelling tot de veldleeuwerik. Maar vroeger, toen de gele kwikstaart ook in grasland voorkwam, was de broedpopulatie fors groter.
Wat kan jij doen als akkerbouwer?
Het goede nieuws is dat het broedsucces van de gele kwikstaart in akkerland goed lijkt: het aantal broedparen in akkerbouwgebied is sinds 1985 redelijk stabiel, in tegenstelling tot veel andere akkervogels. Dat komt waarschijnlijk omdat gele kwikken vooral in zogenoemde ‘veilige gewassen’ broeden, waar hun nesten of kuikens minder vaak worden uitgemaaid, en omdat het de oudervogels lukt om in het landschap voldoende voedsel (insecten) te vinden voor de jongen in het nest.
Door als akkerbouwer te kiezen voor meer granen in je bouwplan kun je het broedsucces van gele kwikstaarten verbeteren. Door het gebruik van pesticiden te verminderen, wordt de kans groter dat de gele kwikstaart voldoende voedsel kan vinden. We weten dat de gele kwik lange voedselvluchten kan maken en voedsel zoekt op plekken met heel korte vegetatie en rijk aan insecten. Als akkerbouwer kun je dit soort geschikte foerageerplekken creëren door gefaseerd te maaien (of te beweiden) langs (onverharde) landweggetjes, bermen, akkerranden, graslandjes of andere overhoekjes. 30 procent laten staan geldt als vuistregel bij gefaseerd maaien. Kleine stukjes ‘ruigte’ helpen; bijvoorbeeld wat langer gras rondom een hek is voor insecten zeer waardevol (zie ook het interview met akkerbouwer Peter Harry Mulder in deze editie).
Tekst: Jules Bos, Jenny Braaksma
Beeld: Marcel van Kammen, Bram Ubels