Meer sturing bij Vrijkomende Agrarische Bebouwing in Overijssel
Het (nu demissionaire) college wil daarom dat de Overijsselse gemeenten, als ze daar nog niet mee begonnen zijn, een plan opstellen waarin per deelgebied wordt bekeken wat de beste oplossing is voor lege stallen of schuren.
Landbouw leidend
Uitgangspunten daarbij moeten zijn dat die herbestemming past binnen het natuurlijk bodem en watersysteem, dat landbouw leidend is en een andere bestemming pas daarna volgt, dat de nieuwe bestemming een bijdrage levert aan ruimtelijke kwaliteit, past bij het gebied, aansluit bij lokale identiteit en de leefbaarheid van het platteland versterkt. Ook moet er rekening met toekomstige ontwikkelingen worden gehouden zoals de energietransitie en de nieuwe Omgevingsvisie.
Volgens het Overijsselse college is de toekomstige opgave rond VAB (Vrijkomende Agrarische Bebouwing) groot. ‘Tot 2030 stoppen meer dan 2.000 agrarische bedrijven in Overijssel. Hiermee verliest ongeveer 3 miljoen vierkante meter bebouwing in Overijssel haar huidige agrarische functie. De stoppers zijn steeds vaker grote bedrijven met veel bedrijfsgebouwen. Deze grote omvang maakt dat dit het moment is om nog eens goed na te denken over welke nieuwe functies in welke gebieden passend zijn.’
Nadelige effecten
Omdat het nu meestal om woningbouw op de plaats van de oude stallen en schuren gaat (rood voor rood) wil Overijssel meer gaan sturen; ‘Als we de VAB-opgave op de huidige manier blijven benaderen dan kan dat een grote hoeveelheid woningen verspreid over het landelijk gebied opleveren. Dit kan nadelige effecten hebben voor de toekomst van de landbouw, de leefbaarheid, de woningbouwprogrammering, de ruimtelijke kwaliteit en automobiliteit.’
Daarnaast wijst de provincie erop dat het bij de beoordeling nu om elk stoppend agrarische bedrijf apart gaat; ‘Waarbij maar beperkt rekening wordt gehouden met de optelsom van ontwikkelingen. Als we de herontwikkeling van VAB’s meer in samenhang gaan bezien, ontstaan kansen die te gebruiken zijn. Dit geeft duidelijkheid en sociaaleconomisch perspectief voor zowel stoppers als blijvers in de agrarische sector en voor iedereen die woont en werkt in het landelijk gebied.’
Beter
Aan de Overijsselse gemeenten wordt daarom gevraagd om een VAB-programma op te stellen waarbij per gebied kan worden bepaald welke opgaven daar spelen en welke functies daarbij passen. ‘Een gemeentelijk VAB-programma kan op die manier bijdragen aan snellere, betere en meer integrale besluitvorming bij zowel initiatiefnemers als gemeenten.’
GS stelt daarbij dus van te voren wel een aantal regels en aandachtsvelden op waaraan zo’n VAB-plan moet gaan voldoen.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Lauk Bouhuijzen