Column: Onkruidvrij
Met een wiedeg probeer ik er op tijd bij te zijn om alle kleine onkruidjes eruit te trekken. De tanden van de eg slepen veldbreed over de bodem en staan op veerspanning, die (als het goed is) zo is afgesteld dat de kleine onkruiden er uit getrokken worden, maar het gewas (in ons geval graan en veldbonen) wel blijft staan. De gewassen zijn op rijen gezaaid, zodat ik daarna met de schoffelbalk er tussendoor kan rijden, met schoffels die net iets minder breed zijn dan de rijen. Daarmee schoffel ik de grotere onkruiden weg die de wiedeg hebben overleefd.
Licht
Hierna kan er weer ge-wiedegd worden.. en zo helpen we onze productiegewassen in de concurrentiestrijd tegen het onkruid. Totdat de rijen zich sluiten en er nog maar weinig licht door het gewas heen de bodem bereikt, dan kan het gewas het alleen af en mag ons tractortje even rusten, tot het volgende seizoen, waarna de strijd weer opnieuw begint.
Ik schrijf hier onkruid, maar ik hoor ook steeds vaker de term ‘bijkruid’ om mij heen, in de meer regeneratieve cirkels. Want tja, wie bepaalt of iets onkruid is of niet? Dat is de mens, die vaak met een zeer functionele, simplistische bril naar complexe systemen kijkt en oordeelt of iets goed of slecht is voor het te bereiken doel. Dit heeft ons tot op heden veel gebracht, maar heeft ook bijna altijd weer onvoorziene, negatieve gevolgen gehad.
Vlinders en vogels
In de natuur hebben ‘onkruiden’ wel degelijk een functie. Het zijn de pioniers van een ecosysteem. Distels en veldzuring hebben penwortels en kunnen door een verdichte laag in de bodem breken om dieper gelegen nutriënten naar boven te halen. Brandnetels en bramen doen het goed op stikstofrijke gronden en bevatten hierdoor zelf ook veel stikstof (eiwitten), waardoor ze een belangrijke rol spelen in het voeden van allerlei insecten (o.a. 50 soorten vlinders!) en vogels.
Invasieve soorten zoals het Japanse knoopkruid, die overigens in bijna alle gevallen door de mens zelf in hun nieuwe omgeving zijn geïntroduceerd, ja, die kunnen we als onkruid bestempelen, omdat onze ecosystemen niet ingericht zijn hierop en ze al het bestaande weg concurreren. Bijna alles wat mijn schoffels op onze velden tegenkomen (melde, perzikkruid, distel) heeft in ons systeem echter een functie. En vaak kunnen we het nog eten ook! Zo serveerden wij vorige week zaterdag tijdens een boerderij lunch voor 40 betalende gasten als voorgerecht een soep van wildgeplukte brandnetels. ‘If you can’t beat it, eat it!’ Heerlijk.
Fendtje
Maar goed, ik zit echt nog in de beginfase van het ‘boer zijn’ en ga de komende seizoenen eerst maar eens leren hoe het nú gaat in de biologische landbouw alvorens radicaal andere ‘bij’kruid strategieën te omarmen, waarvan ik vervolgens ook weer niet de gevolgen van kan overzien. Voorlopig ziet u op de percelen langs de Zeelandsestraat te Millingen dus nog wel even een klein Fendtje rijden met daarop een Boer Koster, mijmerend over onkruid, bijkruid en nog veel meer.
Howard Koster
Howard Koster (40) pacht samen met zijn partner Claudi Rudorf 25 hectare landbouwgrond in Millingen aan de Rijn (GD). Samen zijn zij uitgekozen door burgercoöperatie Land van Ons, dat met geld van leden en investeerders landbouwgrond biodiverser wil maken. Koster heeft voor zijn land een SKAL-certificaat aangevraagd en wil zich dus richten op biologische landbouw. Boerderij De Biesterhof is momenteel niet meer dan een woonhuis met een huiskavel van 25 hectare, dus Koster begint helemaal vanaf nul. Koster studeerde biologische landbouw aan de Wageningen Universiteit en ontmoette tijdens die studie Rudorf. Het was een gezamenlijke droom om ooit een eigen boerderij te gaan bestieren. Koster en Rudorf woonden hiervoor in het Duitse Berlijn. Voor Agrio, de uitgever van deze website, verhaalt Koster over het opzetten van een levensvatbare, duurzame boerderij.
Tekst: Howard Koster
Beeld: Howard Koster