Boeren nabij een Natura 2000-gebied in Overijssel valt niet mee
Tijdens de pilot hebben zes boeren de afgelopen twee jaar in Markelo samen met het Agrarisch Natuurcollectief Midden Overijssel (CMO) onderzocht waar wel de kansen en mogelijkheden liggen om te boeren met landschapswaarden en gebiedsdoelen.
Financiële hulp
Uit de pilot worden een aantal lessen getrokken. Zo is het van groot belang om de boeren financieel te helpen met extensiveren. Zo moet er niet alleen gezorgd worden voor het verminderen van de financieringslast, maar ook voor rendabele vergoedingen voor natuurbeheer rondom Natura 2000-gebieden als aanvulling op het verdienmodel van de boer.
Het toestaan van meer of andersoortige ANLb-contracten kunnen hiervoor een uitkomst bieden. Nu is het nog zo dat niet op elk perceel in de overgangszone rondom N2000-gebieden ANLb afgesloten kan worden. In combinatie met langdurige (pacht)afspraken met de terrein beherende organisaties als Staatsbosbeheer kunnen dit mogelijkheden zijn om de inkomstenderving die ontstaat als grond minder intensief ingezet wordt voor productie van gewassen, te compenseren.
Sociaaleconomische aspecten
Een tweede aanbeveling uit de pilot is om gebiedsprocessen professioneel en goed te ondersteunen. Een breed draagvlak onder alle partijen in het gebied is noodzakelijk om gezamenlijk en integraal naar de gebiedsopgave te kijken en gezamenlijk kansen te zien.
Maar er is meer dan alleen de gebiedsopgave en het behalen van ecologische en economische doelen. Sociaaleconomische aspecten spelen minstens zo’n belangrijke rol. Maak daarom gebruik van bestaande samenwerkingsverbanden die gebiedseigen zijn, maar faciliteer ook nieuwe.
Tijd
Tijd is een belangrijke factor. Tijd om stapsgewijs veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering te kunnen zetten. Maar ook tijd om de veranderingen en impact daarvan in het gebied goed te kunnen monitoren en duiden. Ook technische en innovatieve maatregelen op bedrijfsniveau kunnen namelijk een goede bijdrage leveren aan het behalen van gebiedsdoelen als het verhogen van biodiversiteit, stikstofdaling en waterkwaliteit. In de pilot zijn de boeren daarom ook actief met management-, bemesting- en teeltmaatregelen aan de slag gegaan.
Een voorbeeld hiervan is de regeneratieve aanpak van de bodem: werken aan het natuurlijk herstel waardoor de bodem en gewas robuuster worden en beter bestand zijn tegen bijvoorbeeld langdurig neerslag tekort. Door meer humusvorming in de bodem krijgt deze niet alleen meer groeikracht, maar worden ook meer nutriënten en water vastgehouden. Meer tijd en experimenteerruimte is noodzakelijk om de effecten hiervan op langere termijn op bedrijfsniveau en in het gebied goed te kunnen duiden.