Netwerk Grondig wil regeling voor grondgebonden melkveebedrijven om druk op mestmarkt te verlichten
Netwerk Grondig pleit voor een mestregeling waarbij een grootvee-eenheid (Gve) van 2,0 tot 2,2 per hectare wordt aangehouden. Dit komt neer op 200 tot 220 kilogram stikstof per hectare uit dierlijke mest. Bedrijven die aan deze regeling willen deelnemen, mogen geen fosfaatoverschot hebben. Verder wil de organisatie een differentiatie in de excretienormen via een stalexcretie en een weide-excretie op basis van het aantal uren weidegang en het ureumgetal.
Dit voorstel is volgens Netwerk Grondig hard nodig. 'Het continueren van grondgebonden melkveebedrijven is essentieel voor milieuopgaven, samenspraak met de leefomgeving en behoud van bovengemiddelde weidegang', zo staat in het persbericht.
Plaatsingsruimte mest aanpassen
Daarnaast zou bij bedrijven met bovengemiddelde weidegang van 1300 uur per koe per jaar, de urine-stikstof mee moeten kunnen tellen als kunstmest, zodat deze niet binnen de plaatsingsruimte van dierlijke mest valt. Volgens de sectorpartij gaat het dan om zo'n 30 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar. 'De urine hoort bij de kunstmestruimte en is een natuurlijk alternatief voor de technische variant, oftewel ‘renure’. Het bovengemiddeld weiden blijft hierdoor ook behouden', motiveert Netwerk Grondig.
Geen conclusies
Lanbouwminister Piet Adema heeft het voorstel woensdagochtend in ontvangst genomen en zal het plan gaan bestuderen. Voorzitter Diana Saaman van Netwerk Grondig liet woensdagmiddag telefonisch weten dat het een emotioneel gesprek was over een 'beladen onderwerp'. „De minister gaf tijdens eerder tijdens debatten aan dat hij grondgebondendheid belangrijk vindt. Ik hoop dat hij woord bij daad voegt en met een goed plan komt." Volgens Saaman zijn er na het gesprek nog geen toezeggingen gedaan of conclusies getrokken over de vraag hoe het nu verder moet.
Constructief gesprek
Erwin Wunnekink was namens LTO Melkveehouderij aanwezig bij het overleg. In een videoboodschap aan de leden spreekt hij over een 'indringend, maar constructief gesprek'. „Voor de korte termijn is er mestplaatsingsruimte nodig." Voor de lange termijn vindt Wunnekink het lastig. „De sector is heel divers. Je kunt niet even één maatregel afkondigen voor een hele sector. Daarom hebben we heel erg gepleit voor doelsturing." Over het beleid daaromheen moet nog verder gepraat worden.
Meer gesprekken
Adema sprak woensdag ook met de akkerbouwsector. Donderdag zijn de intensieve sectoren aan de beurt om hun visie op de mestmarkt te geven. Daarna zal Adema een plan maken. De minister zegde eerder al aan de Tweede Kamer toe dat hij voor eind februari met een voorstel komt om de mestmarkt te verlichten en dat hij daarvoor ook input bij de sector wil ophalen. De bewindsman wil, mocht dit nodig zijn, ook naar Brussel stappen om ruimte te vragen.